zondag 17 mei 2015

Lei e Lui

De eerste keer dat ik in Italië was, weet ik nog dat ik gegrepen werd door de overweldigend zoete geur van de gigantische jasmijnstruik die voor het pension groeide waar we verbleven in Rome. Pensione Esther heette het en heette ons welkom met het overweldigende boeket van zoete jasmijn. En Esther was zo’n model Italiaanse vrouw die al rokend en eenzaam, samen met een te dik, kefferig schoothondje het pension runde. 
Naar de afgrond zoals nu is gebleken, want het pension bestaat niet meer.Óf de crisis Pensione Esther nekte óf Esther zelf is natuurlijk niet duidelijk. Óf de crisis Esther, dat kan ook nog. Maar ik hoop dat de jasmijnstruik nog bestaat. In ieder geval leeft hij voort in mijn herinnering. 

Ik heb op meerdere manieren geprobeerd de bedwelmende sfeer van die jasmijn thuis na te bootsen. Echter met matig tot teleurstellend succes. 
Het meest succesvol was bij een huis waar we woonden in Zeeburg, Amsterdam. Hier wist een jasmijnstruik groot en bloeiend genoeg te worden om voorzichtig de zoete bedwelming af te stoten wanneer je er langs liep als je de deur in of uit ging gedurende de lente en zomer. 


Onlangs zag ik echter in dat de zoete weelde in Nederland nabouwen niet mogelijk is, simpelweg omdat het niet warm genoeg is. Je hebt volgens mij voor-, najaar en zomer nodig, waarbij de gemiddelde temperatuur in de richting van of liefst boven de 25 graden komt. Die anderhalve dag per jaar dat het in Nederland tussen de 25-30 graden is, haalt het gewoon niet. 

Dat is ook de reden waarom riool, afval en verrotting rijker riekt in de (sub-)tropen dan hier in het kille noorden. En dat is misschien ook de reden waarom de Romeinen en de Grieken al vóór de jaartelling rioolsystemen hadden bedacht, zoals zo bizar obsceen gevangen in het onder gestold magma vandaan gebikt Pompei. 
Wij in het noord-westen moesten bijvoorbeeld in Amsterdam wachten tot een huisarts genaamd Samuel Sarphati, in de 19de eeuw een oplossing realiseerde voor het schrijnende hygiëne-probleem dat er vóór zijn inspanning woekerde: de grachten waren het open riool met alle hygiënische consequenties van dien. Cholera was doodnormaal in Mokum en kindersterfte was schrikbarend hoog: 50% van de kinderen werd niet ouder dan 5. 

Maar niets zo bedwelmend als de zoetigheid zoals die in Italië leeft. 
En er is recent een zoete, bedwelmende factor bijgekomen: kamperfoelie. 
Als ik later groot ben en oud, niets meer kan, enkel ademen en voor me uit staren, mijmerend over wat was, is en zal worden, wil ik dat in het warme, mediterrane klimaat van zuid Italië doen, omringt door lucht bezwangerd met de geur van jasmijn en kamperfoelie. 
En tegen die tijd zal ik me hopelijk niet zo bezwaard voelen om in het politiek, maatschappelijke klimaat te leven dat doorgaans populair is in Italië. 
Het populistische fascisme, het machismo, de maffia, de discriminatie, de kortzichtigheid. 
Ik leerde ooit over een Nederlands gezin die naar Italië ging om tulpen te kweken, maar uiteindelijk weer vertrok omdat ze teveel ’ndranghetta (wat de Italiaanse maffia nodig heeft als ze willen blijven bestaan; en jou willen laten bestaan waar je leeft) moesten betalen. Het schijnt dat je –zeker als buitenstaander– niets gedaan krijgt als je niet op een of andere manier toe wilt geven aan het systeem van ’ndranghetta. Zelfs als je denkt dat het er niet is, spelen er machten met de situatie waarin je zit, die je niet wilt weten. En vaak ook niet weet.
Maar misschien als ik oud en jichtig ben in het koude Nederland, zal dat me onder de bedwelming van jasmijn en kamperfoelie niet meer deren. Misschien snuif ik dan nog eens met mijn oude, kromme neus de zoetheid op en denk ‘Basta!’.

Sowieso is Italië een land dat je verwart. 
Ik weet nog goed de eerste keer dat ik in Italië was en mijn partner vloeiend Italiaans met de lokalen sprak, en dat ik me steeds afvroeg: ‘Wie is toch die Loewie waar iedereen het over heeft?’. Tot ik erachter kwam dat ze het over mij hadden en ‘lui’ (spreek uit Loewie) Italiaans voor ‘hij’ is. 

Ik zag ook laatst een Italiaanse staan bellen met haar smartphone. De andere kant van haar gesprek zag niet haar typisch, Italiaanse, hysterische gebarentaal maar dat weerhield haar hand niet van die typische bewegingen. Zó fysiek als Italianen praten. 
En het mediterraanse temperament is zó tegenstrijdig met het mediterraanse ‘piano, piano’ in zuid Italië. 

Ook zo’n wonderlijk Italiaans fenomeen. Als je iets belachelijk of ongelooflijk vindt, verontwaardigd bent, dan breng je je hand omhoog, doe je je vingertoppen tegen je duim alsof je een dichte knop van een bloem maakt, steek deze omhoog, zwaai hem een beetje van voor naar achter en hakkel een èh-èh-èh-èh-èh snel achter elkaar, als een blatende geit.
Ik heb zo eens iemand op een treinperron verontwaardigd naar het scherm met vertrektijden zien kijken en deze curieuze uiting van emotie zien bezigen. Als hoe durfde dat scherm die vertrektijden te laten zien?! 

Of als je iets niet weet imiteer je schouderophalend een koe die loeit en tegelijkertijd iets oprispt: Bôh! 

Rare jongens die Romeinen. Maar wat geven Lei e Lui als je tussen jasmijn en kamperfoelie zit?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten