zondag 31 mei 2015

Het gebaar van koffie

Voorheen begreep ik nooit het punt van espresso. En ik heb het hier niet over het sterke bakkie dat we in Nederland espresso noemen
Het gaat hier om Italiaanse espresso. De om-en-nabij 2 cc koffie-extract die op de bodem van een minuscuul kopje ligt (door yours truely in het verleden wel eens als de vuile kopjes van vorige klanten aangezien trouwens), en waar je moeite voor moet doen om het niet in een beweging achterover te slaan. 
Want je hoeft niet voorzichtig te zijn dat je je mond brandt. De kritieke massa van behoud van temperatuur is in deze overschreden: de hoeveelheid is simpelweg té klein om langer dan twee tellen warm te zijn. Als de druppeltjes de bodem van het kopje bereikt hebben vanuit de espressomachine, is de echte warmte al aan de omringende lucht afgedragen. En als je dus niet snel de druppels extract naar binnen giet is het echt koud. 

Nee, er moet een symbolische reden voor deze vorm van koffieconsumptie bestaan. Want het idee dat je extract van koffie opneemt voor een bepaalde mate van bevrediging is ridicuul. De echte bevrediging van koffie zit ’m in de temperatuur gecombineerd met koffiesmaak en het idee dat je daar een slok van kan nemen. En aangezien er van een slok geen sprake is bij de Italiaanse espresso, moet de reden een andere, een symbolische zijn. 

Deze vakantie doorzag ik die reden. In Nederland kost een kopje koffie –zelfs een espresso– al snel €2,- of €2,50. In sommige, niet randstedelijke streken kun je nog wel eens een kop koffie voor €1,50 vinden, maar dan is het geheid filterkoffie. 
In Italië kost een espresso €0,90. Daar zit ’m de crux. In Italië ontmoeten mensen elkaar en zeggen dan let’s have a coffee (ti offro un caffé). Omdat je voor minder dan 2 euro al met z’n tweeën koffie hebt, ontstaan er nooit problemen over wie de rekening betaalt. En dus wordt er grif gestrooid met ‘ti offro un caffé’. 

Een Italiaanse vriend vertelde me dat als hij niet uitkijkt met socializen op één dag, hij voor dat hij het door heeft 10 extracten koffie achter zijn kiezen. Wat al gauw het equivalent is van één of anderhalf pak koffie à 250 gram. Dit natuurlijk met alle slapeloze nachten, hypernerveuze stuipen en trilbuien, en hoofdpijnen tot gevolg.

Mijn Italiaans is natuurlijk niet goed genoeg voor een diepgravend onderzoek, maar ik ben er van overtuigd dat als ik sociaal in een bepaalde Italiaans gemeenschap zou leven, waarschijnlijk elk gesprek omlijst zal zijn met het nuttigen van een cupje koffie-essence. Zonder dat er echt geconsumeerd dient te worden én er gedoe zou ontstaan over wie de rekening betaalt. 

Wat overigens een geheel onnodige afgeleide is van de Italiaanse espresso die verkocht wordt, is espresso-to-go. Kijk, staande aan de espressobar 2 druppels lauw koffie-extract verorberen is zoals ik uitlegde een best begrijpelijke manier van socializen. Maar om die druppels in een notabene plastic ‘medicijnpotje’ mee te nemen om elders te nuttigen is volkomen waanzinnig. Als eerste kan ik me niet voorstellen dat de stijlvolle Italiaan zich een plastic bakje laat welgevallen. En ten tweede is het meenemen van 2 druppeltjes lauwe koffie in dit niet geïsoleerde cupje voor latere consumptie hysterisch onzinnig. (Jij houdt helemaal niet van warme koffie, hè?)

In Italië is koffie (espresso) een smeermiddel. Puur symbolisch. Olie op het scharnier van socialiteit. Goed om te weten. Zullen we een bakkie doen?

maandag 25 mei 2015

In Bova is het altijd 11 over half 2 en 53 seconden.

In de keuken, annex woonkamer van het appartementje waar we in Bova verbleven hing een klok die permanent deze tijd aanwees. Toen we er net arriveerden zag je de rode secondewijzer nog proberen schokkerig verder te komen dan 53 seconden, maar al snel bleek de tanende kracht van de batterij niet opgewassen tegen de natuurkracht die dit zuidelijk Italiaanse bergdorpje blijkbaar in zijn greep heeft: de tijd staat er stil. 
Plus ça change, plus c’est la même chose. 

Natuurlijk zijn er dingen anders sinds de vorige keer dat we hier waren, maar dat zijn puur cosmetische ingrepen. Er zijn huizen opgeknapt, de straten zijn beter bestraat, de kathedraal is af, maar het zijn uiterlijke veranderingen. Het hart van de Bovees is niets veranderd. Het leven in Bova oogt identiek.

Enerzijds is dat natuurlijk de charme, het betrouwbare constante van iets dierbaars, anderzijds zou je toch willen zien dat waar jijzelf en de wereld om je heen veranderen, dat plaatsen die je dierbaar zijn dat ook doen. Of vooral op de punten die je graag ziet veranderen. Net zoals je je dierbaren, je familie (je moeder?) het liefst zou willen veranderen, maar dat zij degenen blijken die dat –tot aan het gekmakende toe– nooit zullen doen. 

Zo is het ook met Bova. Bova Superiore wel te verstaan; het oorspronkelijke Bova, niet Bova Marina; het aan de kust gelegen ‘moderne’ Bova waar dan wel de trein stopt en met geld uit de gemeenschap een veel te mooi gemeenschapshuis is neergezet, maar verder de uitstraling ‘vergane glorie’ niet verder weg in gedachte lijkt, dan haar oorspronkelijke naamgever.  

Dit van oudsher Politiek en religieuze centrum van de Griekse kolonisatie in zuid Italië is waaraan je na een bezoek al snel je hart verpand door zijn wonderschone ligging vlakbij zee, bergamot, mierzoete bloesemgeur, het rijke landschap wat in alle ingrediënten voorziet waar de ongecompliceerd pure keuken van (zuid) Italië mee gevuld wordt. En de stille, zorgvuldige bereiding van koffie of eten die het zachte verlangen uitstralen naar de consumptie erna. 

Maar wanneer je met de mensen praat vertellen ze dezelfde verhalen als toen. Of meer nog sluimert door die verhalen het gelaten slachtofferige van iemand die hoopt dat een ander de rotzooi ooit opruimt. Dat is misschien ook wel iets uit deze regio. 

Ze zeggen wel dat voorbij Eboli (een plaats net onder Napels) God nooit gekomen is. En dat gemis, dat verlaten gevoel is wat de mensen in de schoen van de laars Italië allemaal onderhuids lijken te hebben en onderbewust uitstralen. Hoewel ze ooit trots Grieks waren, zijn ze nu verlaten ‘boeren’. 
Daarom zie je ook letterlijk her en der rotzooi liggen en autowrakken staan die nooit opgeruimd zullen worden. 

Maar de tijd op de klok symboliseert meer. Waarom niet 6 voor 9, een moment dat je ergens aan begint al is het enkel de dag? Waarom niet 2 voor 12 of kwart over 11? 
Nee, 11 over half 2 en 53 seconden. Zo’n moment op de dag dat alles al in gang gezet is en er dus niets meer aan veranderd kan worden. En als je het nog niet begonnen bent, dan ben je er sowieso te laat mee. 
En als het ’s nachts was dan slaap je. En mocht je nog wakker zijn dan weet je dat je het best naar bed kunt gaan gezien de kansloosheid van wakker blijven. 
Zo’n kansloos moment op de dag. Waarop het enige dat je in Bova kunt beginnen is een siësta. Geen moment om een verandering aan te gaan. 

Laat staan het wisselen van batterijen. 

zondag 17 mei 2015

Lei e Lui

De eerste keer dat ik in Italië was, weet ik nog dat ik gegrepen werd door de overweldigend zoete geur van de gigantische jasmijnstruik die voor het pension groeide waar we verbleven in Rome. Pensione Esther heette het en heette ons welkom met het overweldigende boeket van zoete jasmijn. En Esther was zo’n model Italiaanse vrouw die al rokend en eenzaam, samen met een te dik, kefferig schoothondje het pension runde. 
Naar de afgrond zoals nu is gebleken, want het pension bestaat niet meer.Óf de crisis Pensione Esther nekte óf Esther zelf is natuurlijk niet duidelijk. Óf de crisis Esther, dat kan ook nog. Maar ik hoop dat de jasmijnstruik nog bestaat. In ieder geval leeft hij voort in mijn herinnering. 

Ik heb op meerdere manieren geprobeerd de bedwelmende sfeer van die jasmijn thuis na te bootsen. Echter met matig tot teleurstellend succes. 
Het meest succesvol was bij een huis waar we woonden in Zeeburg, Amsterdam. Hier wist een jasmijnstruik groot en bloeiend genoeg te worden om voorzichtig de zoete bedwelming af te stoten wanneer je er langs liep als je de deur in of uit ging gedurende de lente en zomer. 


Onlangs zag ik echter in dat de zoete weelde in Nederland nabouwen niet mogelijk is, simpelweg omdat het niet warm genoeg is. Je hebt volgens mij voor-, najaar en zomer nodig, waarbij de gemiddelde temperatuur in de richting van of liefst boven de 25 graden komt. Die anderhalve dag per jaar dat het in Nederland tussen de 25-30 graden is, haalt het gewoon niet. 

Dat is ook de reden waarom riool, afval en verrotting rijker riekt in de (sub-)tropen dan hier in het kille noorden. En dat is misschien ook de reden waarom de Romeinen en de Grieken al vóór de jaartelling rioolsystemen hadden bedacht, zoals zo bizar obsceen gevangen in het onder gestold magma vandaan gebikt Pompei. 
Wij in het noord-westen moesten bijvoorbeeld in Amsterdam wachten tot een huisarts genaamd Samuel Sarphati, in de 19de eeuw een oplossing realiseerde voor het schrijnende hygiëne-probleem dat er vóór zijn inspanning woekerde: de grachten waren het open riool met alle hygiënische consequenties van dien. Cholera was doodnormaal in Mokum en kindersterfte was schrikbarend hoog: 50% van de kinderen werd niet ouder dan 5. 

Maar niets zo bedwelmend als de zoetigheid zoals die in Italië leeft. 
En er is recent een zoete, bedwelmende factor bijgekomen: kamperfoelie. 
Als ik later groot ben en oud, niets meer kan, enkel ademen en voor me uit staren, mijmerend over wat was, is en zal worden, wil ik dat in het warme, mediterrane klimaat van zuid Italië doen, omringt door lucht bezwangerd met de geur van jasmijn en kamperfoelie. 
En tegen die tijd zal ik me hopelijk niet zo bezwaard voelen om in het politiek, maatschappelijke klimaat te leven dat doorgaans populair is in Italië. 
Het populistische fascisme, het machismo, de maffia, de discriminatie, de kortzichtigheid. 
Ik leerde ooit over een Nederlands gezin die naar Italië ging om tulpen te kweken, maar uiteindelijk weer vertrok omdat ze teveel ’ndranghetta (wat de Italiaanse maffia nodig heeft als ze willen blijven bestaan; en jou willen laten bestaan waar je leeft) moesten betalen. Het schijnt dat je –zeker als buitenstaander– niets gedaan krijgt als je niet op een of andere manier toe wilt geven aan het systeem van ’ndranghetta. Zelfs als je denkt dat het er niet is, spelen er machten met de situatie waarin je zit, die je niet wilt weten. En vaak ook niet weet.
Maar misschien als ik oud en jichtig ben in het koude Nederland, zal dat me onder de bedwelming van jasmijn en kamperfoelie niet meer deren. Misschien snuif ik dan nog eens met mijn oude, kromme neus de zoetheid op en denk ‘Basta!’.

Sowieso is Italië een land dat je verwart. 
Ik weet nog goed de eerste keer dat ik in Italië was en mijn partner vloeiend Italiaans met de lokalen sprak, en dat ik me steeds afvroeg: ‘Wie is toch die Loewie waar iedereen het over heeft?’. Tot ik erachter kwam dat ze het over mij hadden en ‘lui’ (spreek uit Loewie) Italiaans voor ‘hij’ is. 

Ik zag ook laatst een Italiaanse staan bellen met haar smartphone. De andere kant van haar gesprek zag niet haar typisch, Italiaanse, hysterische gebarentaal maar dat weerhield haar hand niet van die typische bewegingen. Zó fysiek als Italianen praten. 
En het mediterraanse temperament is zó tegenstrijdig met het mediterraanse ‘piano, piano’ in zuid Italië. 

Ook zo’n wonderlijk Italiaans fenomeen. Als je iets belachelijk of ongelooflijk vindt, verontwaardigd bent, dan breng je je hand omhoog, doe je je vingertoppen tegen je duim alsof je een dichte knop van een bloem maakt, steek deze omhoog, zwaai hem een beetje van voor naar achter en hakkel een èh-èh-èh-èh-èh snel achter elkaar, als een blatende geit.
Ik heb zo eens iemand op een treinperron verontwaardigd naar het scherm met vertrektijden zien kijken en deze curieuze uiting van emotie zien bezigen. Als hoe durfde dat scherm die vertrektijden te laten zien?! 

Of als je iets niet weet imiteer je schouderophalend een koe die loeit en tegelijkertijd iets oprispt: Bôh! 

Rare jongens die Romeinen. Maar wat geven Lei e Lui als je tussen jasmijn en kamperfoelie zit?