zondag 3 juni 2018

Rare jongens, die rare jongens


Laatst las ik op een pagina van de Quest Junior scheurkalender dat mensen die langdurig in een isoleercel doorbrengen, daar diverse psychische aandoeningen aan over kunnen houden. Zo kunnen ze depressief worden, moeite hebben met nadenken en dingen onthouden en krijgen ze hallucinaties. Maar ook kunnen ze hun gevoel voor identiteit kwijtraken. Mensen hebben blijkbaar anderen nodig om hun zelfbeeld vorm te geven.

De literatuur, pulp, fictie en realiteit kennen natuurlijk legio voorbeelden. Denk eens aan Gollem, de tot lichtschuw aardmannetje verworden voormalige Hobbit, die Dé Ring uit Tolkiens wereld zo lang in zijn bezit heeft gehad, dat hij er een soort van gek van is geworden. Het meesterwerk wil je natuurlijk doen geloven dat het vooral de invloed van de ring is geweest, maar het geïsoleerde bestaan van die hobbit zal natuurlijk ook bijgedragen hebben. Het feit dat Gollem over zichzelf in de derde persoon spreekt (en overigens over iedereen en alles in de derde persoon praat) lijkt toch wel zo’n voorbeeld voortgekomen uit dit geïsoleerde bestaan. Jezelf verliezen en dus jezelf buiten jezelf plaatsen. 

En het is natuurlijk zo: wij, mensen zíjn kuddedieren. En Hobbits zijn toch een soort klein mensje op zijn gezelligst en ik schat dus in dat menselijke principes ook op hen toepasbaar zijn. We hebben allemaal een stam nodig, een clan om bij te horen, familie om je mee te vereenzelvigen, maar ook aan te spiegelen, tegen te verzetten. Kortom, om een ‘goed’ mens te worden, heb je anderen nodig. Als voorbeeld. Ook voor hoe het niet moet. 

Maar dus is iemand langdurig isoleren, feitelijk iemand van zijn menselijkheid beroven. En nou weet ik niet hoe isoleren van gevangenen tegenwoordig al dan niet binnen het rechtstelsel past, maar ik schat zo in dat het wel in strijd is met bepalingen uit de Genève conventies uit de vorige eeuw, die ieder mens gelijke rechten evenals menselijkheid en bestaansrecht voorschreven. 

Maar het isolement van bijvoorbeeld eilandbewoners is ook een wijdverspreid begrip. Asterix of Obelix wist het natuurlijk pakkend te verwoorden: “Rare jongens, die Engelsen”. Al waren de antropologische observaties van de Galliërs natuurlijk behoorlijk eenzijdig, gezien het feit dat ‘Engelsen’ in elk ander boek inwisselbaar bleken voor het volk dat in dat boek de hoofdrol speelde. Je kunt je dus afvragen welk isolement tot welke ‘rare jongen’ heeft geleid. 

Maar de Britse eigengereidheid is natuurlijk door de eeuwen heen behoorlijk evident gebleken. In die zin waren Asterix’ en Obelix’ ‘antropologische’ inzichten niet ver bezijden de waarheid. Al biedt de wereldpolitieke realiteit van de laatste 2 jaar natuurlijk geen meritus aan het concept ‘waarheid’. Maar dat is weer een andere discussie. 

Wat geschiedkundig natuurlijk wel overeind blijft, is dat het geïsoleerd zijn van een groep mensen, toch een aantoonbaar ander mens maakt binnen die gemeenschap. Denk aan de Waddeneilanden, Marken, Urk, maar ook de Amish of andere gesloten (geloofs)gemeenschappen, the Bible Belt, studentenverenigingen . . . 

Nee, die laatste is flauw. ‘What happens in the studentenvereniging, stays in the studentenvereniging’ is natuurlijk geen voorbeeld voor de langzame ontwikkeling van sociale regels die ontstaan binnen een echt geïsoleerde gemeenschap. 

Maar je ziet wel in dat isolement een individu niet persé goed doet. En dat raakt weer een volgend punt: ‘Verwarde personen’. Je zou zeggen schoolvoorbeelden van mensen die een sociaal vangnet of corrigerende invloed van een brede sociale gemeenschap ontberen. Maar vervolgens betreedt je glad en te dun ijs. 

Want misschien wil een verward en/of geïsoleerd individu helemaal geen sociaal vangnet of mensen om zich heen. Om zich aan te storen, door te laten intimideren of enkel door hun aanwezigheid bijdragen aan het besef van tekortkomingen van de individu en daardoor indirect het zelfbeeld nog meer schaden van deze persoon. 

Wie is dan een overheid, een goed doel, een humanistische beweging om die regels aan dat individu voor te schrijven? Op te dringen? Wie zijn wij dat we het beter weten voor anderen?

Ik hoor het me nog zeggen tegen kinderen: ‘Het is voor je eigen bestwil?!’. Het is maar goed dat mijn kinderen geen superkrachten hebben, want als toen blikken konden doden . . . 

Maar het is een groeiend probleem. We zijn op de plekjes waar we vertoeven met steeds meer. Dichter op elkaars lip en de toleranties slijten natuurlijk steeds dunner. En met slinkende tolerantie krijg je ook groeiende apathie. Maar ook groeiende agressie, frustratie en confrontatie. 

Gisteren een vrouw voor me op de fiets die tegen een scooter-jongen een ‘verkeersinstructie’ riep en afsloot met een beleefd ‘lul’. De jongen keek licht verontwaardigd maar toch meer apathisch om. Al dacht ik alleen maar: ‘Maar mevrouw, wees toch voorzichtig. Je weet nooit hoe zo’n gast kan reageren’. 

En gelijk realiseer je dat je je niet moet laten gijzelen door terreur. Dat apathie nooit een antwoord moet zijn. Want ja, ook dit is terreur, scooters op het fietspad die geen geduld hebben en vinden dat ze altijd voorrang hebben. Je kent dat wel; je kapotschrikken omdat er plotsklaps een scooter achter je toetert. Vroeger was de regel dat je inhaalde als dat kon, niet eerder. Tegenwoordig wordt je preventief uit de weg getoeterd opdat je maar niet de scooter zal laten afremmen of zoiets triviaals. Bah.

Maar het is best opmerkelijk dat in druk bewoonde gebieden de ‘verwarde personen’ niet zozeer eerder opvallen, want dat is eigenlijk juist logisch, maar dat ze überhaupt ruimte hebben om te vervreemden, geïsoleerd te raken, zich af-, buiten- of opsluiten voor het sociale vangnet, de clan, de noodzakelijke spiegel. 

Maar ik snap het wel eigenlijk. Ik heb van kleins af aan een rijke fantasiewereld gehad. En dit was vaak een ideaal vangnet om mezelf mee van saaie, vervelende of schadende omstandigheden te onttrekken. 

Maar met alles wat ik hiervoor heb gezegd in het achterhoofd, kun je natuurlijk inzien dat een geïsoleerde ik niet persé de beste raadgever is. Zeker niet op de lange duur. En dus maakt dit het onderscheid tussen een zelfverkozen kluizenaar en een verward persoon pijnlijk evident alsook een schrijnend grijs gebied. En is de ‘het is voor je eigen bestwil’-bemoeienis nooit ver weg. Als de persoon tenminste nog mensen heeft die begaan zijn met deze persoon. 

Maar in mijn ogen is dit groeiende probleem het meest schrijnend onder ouderen. Mensen die zowat té oud worden om nog ergens toe te dienen. Althans zo lijkt de rest van de wereld te zijn ingericht. ‘Wanneer er een doel wordt gediend met je aanwezigheid is dat prima, maar als je nergens meer toe bijdraagt, behalve een zogenaamd probleem, héb je een probleem. Nee, bén je een probleem’. 

En dit principe wordt natuurlijk op van alles en nog wat toegepast. Alles wat niets dient moet het zelf maar uitzoeken. Als iets nergens toe bijdraagt –volgens bepaalde waarden en normen– moet het maar weg, opzouten, uit het zicht, afgebroken worden en plaatsmaken. Opgeruimd staat netjes. 

Maar wat doe je als je nog niet klaar bent met leven maar het leven schijnbaar wel met jou? Als je clan langzaam om je wegvalt? Als je verstand en je geheugen langzaamaan, maar steeds vaker verstoppertje met je gaat spelen? En ook steeds onhandiger en kwalijker? Dat je jezelf niet meer herinnert welke dag het is opdat je de juiste pilletjes neemt. Dat er een casemanager langskomt met een map waarop het kwalijke en voor jou horror-woord staat: Dementie. Dat je vrienden minder worden, enerzijds door het onvermijdelijke aan het leven, maar anderzijds ook door de eisen die jezelf steeds meer aan wat je nog rest gaat stellen: het moet gaan zoals ik het wil. 

En dat je daardoor de paar vrienden die je nog had wegduwt, omdat je niet wilt dat ze voor jou gaan bepalen. 

40 jaar geleden was het maken van nieuwe vrienden, een nieuwe clan vinden, je horizon verbreden natuurlijk een vanzelfsprekende optie. Maar wat als je horizon niet verder rijkt dan de 4 muren om je heen. En een treurbuis waarop alleen The Bold and The Beautyful nog enige logica raakt. Wat doe je dan? Met die uren, dagen, minuten, of nee waren het dagen? Of tóch maanden?

Ik ga niet weer eindigen met een couplet uit ‘Losing it’ van Rush, maar dat ik daaraan denk, bewijst voor mij wel dat bepaalde onderwerpen nooit klaar zijn. En dus ook het leven niet. Tot het dat wel is. En pas dan moet je iets opbergen, opruimen: als het klaar is.