zondag 22 december 2019

Afgezaagd

Het mag misschien een oude koe zijn die ík desalniettemin toch uit de sloot haal, maar ik ben toch echt een Noorderling. Een Amsterdam Noorderling welteverstaan. En laat ik duidelijk zijn: het oude koe-zijn hiervan zit hem vooral in het feit dat ik die koe altijd graag in die sloot had willen laten staan. Wat zeg ik? In de stront had willen laten zakken. 

Ik ben namelijk nooit bijzonder trots geweest op het feit dat een Noorderling ben. Ook voel ik me niet persé Amsterdammer of Nederlander for that matter, maar misschien is dat een heel andere ‘matter’. Sinds ik de uitdrukking ‘Noord gestoord’ ken (zie Zondagsfilosoof ‘Tuig’, 9-12-2018) heb ik een concrete reden voor mijn ‘afkeer’ van mijn roots. Niet dat ik vind dat Noorderlingen gestoord zijn (al zitten er natuurlijk wel een paar serieuze kanshebbers tussen, maar waar niet hoor ik u denken), maar ik ben door de jaren van mijn jeugd Noord simpelweg steeds stommer gaan vinden. Saaier. Ontgroeid ben ik het eigenlijk.

Maar zoals ik zei, aan sommige dingen ontkom je niet. En mijn verleden ligt toch duidelijk op de klinkers, stoeptegels en asfalt van Noord.

Hoe graag ik het ook wilde vergeten, hoe hard ik het heb geprobeerd te ontkennen, hoe hardnekkig ik het altijd verborgen heb willen houden, je ontkomt niet aan je verleden. 

Al is het alleen maar door wat je droomt. Ik droom namelijk regelmatig over plekken uit mijn verleden. Ik weet nog dat ik een tijdje vaker droomde over Noord, dan dat ik er daadwerkelijk kwam. Dat zorgde voor erg surrealistische ervaringen. Dat je door de straten van Noord loopt en denkt: ‘Heb ik dit of dit nou gedroomd of is het echt gebeurd?’.

inmiddels kan ik Noord dus niet meer ontkennen. Niet in de laatste plaats omdat ik er sinds een jaar weer woon. 

En daardoor wordt ik natuurlijk dagelijks met mijn verleden geconfronteerd. En dat ís natuurlijk erg confronterend. En ik bedacht me recent dat dat niet letterlijk, actief, actueel is, maar veel dieper, onderhuidser, ondergrondser. Het is zó dat overal waar ik fiets, loop of rijd in Noord, er zich wel een (onbewuste) herinnering opdringt. En ik zeg hier bewust onbewust omdat het écht onbewust is. Misschien niet eens tussen haakjes.

Niet dat ik ergens fiets en dan denk bij mezelf: ‘Verrek! Hier heb ik nog toen die-en-die met zus-en-zo dat we dat-en-dat deden, meegemaakt’. 

Nee, zo bewust niet. Meestal fiets ik ergens en dringt zich opeens een gevoel op. Meestal licht unheimisch. Zo’n gevoel dat een beetje bitter is, beetje misselijkmakend. Wrang. Een gevoel dat niet helemaal af is. Een half gevoel eigenlijk.

Net zoals een droom. Die eindigt ook nooit in een happy end. Dromen houden altijd op voordat een punchline, een clou is gevallen. Before they kiss and set off into the sunset. En dát is ook waarom dromen zo onbevredigend zijn. En dan ook helemaal die dromen die je niet meer herinnert. Die laten je de rest van de dag achter met zo’n zeurderig, knagend gevoel, maar je hebt geen idee waarom, waarover. Als een herennering waar je net niet bij kan. Een uitzicht, maar nét achter de horizon.

Dat je door je Mind Castle loopt op zoek naar iets, maar je herkent niets. Je bent er gewoon de weg kwijt. Is het wel jouw Mind Castle?

Nou, dát gevoel! Precies dat gevoel. Dat je de weg kwijt bent op een plek die je als je broekzak kent. Dat je ergens bent zonder betekenis, maar iets dringt zich aan je op dat juist veel betekenis heeft, zonder dat je er direct je vinger op kunt leggen. Dodelijk vermoeiend is dat. 

En dan helpt het niet wanneer er iets is veranderd. Dat ‘ze’ iets hebben verplaatst. (Hoe durven ‘ze’!) Dat er iets is veranderd ten opzichte van je Mind Castle. ‘As if ‘they’ altered something in the matrix’. 


Zo’n beeld als dit bijvoorbeeld. Ik heb er werkelijk een paar weken over gedaan om te bedenken waar ik het van kende. En het bleek uiteindelijk puur te gaan om de plek, letterlijk het waar uit ‘waar ik het van kende’. 

Eerst denk je nog: ‘Ken ik dit beeld niet ergens van?’. De volgende keer dat je er langs rijdt denk je: ‘Jaa, ik ken dit beeld ergens van’. Maar je fietst eraan voorbij. Dan weer een keer denk je: ‘Maar waar ken . . . ’. Afijn, you get the picture. 

Zo ben je vervolgens een paar weken verder voordat je er langs rijdt en je realiseert dat het vroeger ergens anders stond, maar niet zo ver van de plek waar het nu staat. En dat voelt een beetje als een anticlimax.

De Grote ontdekking blijkt meer een klein soort van ‘Oja’. Niet meer. Als een on-affe droom. Die je je net niet herinnert. Zo’n ‘Waar gaat het eigenlijk over, Thé?’-moment. 

Maar waar het beeld ooit stond was midden op het voormalige winkelcentrum Waterlandplein. Het ‘kleine’ winkelcentrum. Zo werd dat genoemd in Noord. Want niet het ‘Grote’. Het Buikslotermeerplein. Of winkelcentrum Boven ’t IJ hoe het tegenwoordig heet. 

En ik herinner me nog vaag een keer dat ‘we’ (vrienden uit een grijs verleden) waren wezen stappen en dat op de onbezonnen, aangeschoten weg terug naar huis, één van ons (ik?) erop geklommen is en op het beeld is gaan zitten. En dat is best opmerkelijk aangezien het een beeld behelst van twee mensachtige karakters die ‘op elkaar zitten’. Op elkaars schoot. Nou ja, één van twee zit op de anders schoot natuurlijk. En het vreemde opzij-kijken van het vermoedelijke vrouwspersoon doet je verwonderen wat ze precies doen. Hebben ze seks? Of genieten ze gewoon van het uitzicht? Elkaars gezelschap? Gezellig samen? Of kijkt ze juist ongemakkelijk verschrikt op en veinst ze een ‘nothing to see here’-glimlach? En dan dat stoïcijnse in ‘haar’ nek staren dat manspersoon lijkt te doen.

Afijn. Het gaat nergens over. Net als zo’n moment uit het verleden, vastgelegd op de gevoelige plaat (alsof er nog iemand is die zich dat gezegde herinnert), waarvan je stellig overtuigd bent waar die geschoten is, maar als je dan de foto goed bekijkt, je toch realiseert dat het niet de plek was uit je herinnering. Je zou gezworen hebben dat het was waar je dacht dat het was. Maar nee. Het kán niet daar zijn. De gebouwen op de achtergrond matchen niet. Maar waar was het dan wel? 


Weer zo’n anticlimax. Je geheugen zou betrouwbaar moeten zijn. Althans, dat is wat je dacht. Wat je dacht dat je beloofd was (tja, door wie eigenlijk?). Wat je dacht waar het geheugen voor bedoeld was. Maar niets is minder waar.

Het geheugen is een geblinddoekte Piñata ready to be slaughtered. Klaar om in stukken te worden gehakt. Zonder aan te zien komen wat er aan komt. Een blinde zak met troebele waar, klaar voor de slacht. Of iets.

Maar kunst is sowieso een intrigerende aanwezige in Noord. En misschien wel überhaupt. Want wat is kunst als niemand er oog voor heeft? Als iemand het kan vergeten? Om zijn plaats? Zijn zin? Zijn betekenis? Zijn zijn?

En dan weer de combinatie met dat verleden. Die ‘herinneringen’. Was het wat het is? Is het wat bedoeld is? Was het dat toen al? Of niet?


Grappig, maar ik heb dus mijn ‘hele’ leven dat ik voorheen in Noord woonde een bepaald beeld enkel maar van 1 kant gezien. De kant van waar de bus ervoor langs reed. Of de auto waar ik in zat of fiets waarop ik fietste. Maar nu ik ergens anders woon in Noord, zijn mijn fietsroutes ook aangepast en rijd ik opeens vanaf een andere kant naar en langs dit beeld. 

En dan valt je oog opeens op iets dat je niet eerder wist, simpelweg omdat je die kant van het beeld nooit eerder hebt gezien. Maar het valt je op dat en knaagt dan aan je verstand: Waarom??


Waarom zouden ze de hak van deze stoere vent hebben afgezaagd?? Want dat lijkt op wat hier gebeurt is. Of paste die overhangende hak simpelweg niet binnen de steen waar het beeld uit gehouwen is? Wat? Waarom? 

En nog iets. Ik dacht dus altijd dat die foto van mijn broers en ik op een bankje naast elkaar, één van die bankjes was naast het beeld van deze stoere vent met afgezaagde hak. Maar zoals je kunt zien op de foto van het beeld zou ik vanaf een van die bankjes prima zicht gehad kunnen hebben op de afgehakte hak. Dus had ik dat detail niet pas recent kunnen ontdekken. En de huizen op de achtergrond van de foto zijn anders dan op de andere foto. Dus het geheugen verzaakt opnieuw in zijn primaire functie. Bah!

Weer zo’n onbevredigend stuk kennis dat je niet loslaat maar dat je ook geenszins vervuld of verder brengt. Wat moet je ermee?

Afhakken!