zondag 9 december 2018

Tuig


Je zou kunnen zeggen dat ik in een jungle ben opgegroeid. Ik denk tenminste dat er best Amsterdammers zullen zijn die niet uit Noord komen, die weinig op hebben of hadden met Amsterdam Noord. 


Noord gestoord is een uitdrukking die ik jaren nadat ik er uitgeburgerd was, heb leren kennen. En nu weet ik niet helemaal waar die uitdrukking aan opgehangen wordt, maar het is me wel duidelijk dat Amsterdam Noord een soort status aparte heeft binnen de randstad. 

Ik denk geschiedkundig dat je kunt zeggen dat Noord zijn vreemde karakter heeft geërfd van het feit dat het van oorsprong geen jungle was, maar een moeras waar het uitschot en veroordeelden van over het IJ naartoe verbannen werden, om dood-, leeg- en uitgepikt te worden aan een galg of op een rad. Kraaien, ratten en dergelijke waren eigenlijk de oorspronkelijke bewoners van Noord toen. Pas nadat de NDSM en zulk soort bedrijven zich aan de noordkant van het IJ gingen vestigen, werden de inmiddels door Unesco goedgekeurde jaren 30 arbeidersbuurten uit de grond gestampt. En na de de tweede wereldoorlog toen Nederland weer gaandeweg vertrouwen in het leven kreeg, werd daar Nieuwendam, Plan van Gool, de Banne, Banne II en de Molenwijk tegenaan geplakt. De Molenwijk heb ik altijd als een soort kleine Bijlmer gezien, alleen is die wijk niet zo mislukt zoals de Bijlmer dat wel gebleken is. 

Maar in die nieuwe golf van jaren 50, 60 en 70 nieuwbouwwijken ben ik dus opgegroeid. Geen benul van de status aparte, die er toen wellicht nog niet zo nadrukkelijk was overigens. Pas tijdens mijn tienerjaren werd mij duidelijk wat voor gajes er om me heen woonde. Bij mij om de hoek origineerde een knokploeg zoals dat toen heette. Noord Junior. Ik herinner me nog enkele van zijn leden. Namen nauwelijks maar gezichten nog vaag. Ik herinner me een incident met hen, waar ik gelukkig niet zelf slachtoffer van was maar wel deelgenoot in de zin van omstander. Enkele jongens van Noord Jr. stapten in de bus waarin ook wij op de achterste bank zaten en onderweg waren naar een avond vertier aan de andere kant van het IJ. Enkele banken voor ons zat een jongen die ze kenden. Ze begonnen een praatje met hem. Het leek vriendschappelijk dus niets aan de hand zou je zeggen. Maar wij herkenden wie er binnen waren gekomen en verstrakte automatisch op de achterbank. En even later bleek onze alertheid gegrond want van het een op het andere ogenblik sloeg de situatie om. We zaten te ver weg om te horen waar de conversatie over ging, maar vervolgens begonnen onze vrienden van Nrd Jr. op deze jongen in te beuken. Met z’n tweeën of drieën. Ik weet nog dat een van de gasten zich met beide armen aan de stangen van de banken aan het gangpad optrok, om zo met beide benen op de jongen op de bank in te kunnen trappen. Gruwelijk. 

Het duurde gelukkig maar kort waarna het rapaille gelijk de bus verliet, het slachtoffer achterlatend. Ik denk eerlijk gezegd dat de kloppartij de jongen niet meer dan blauwe plekken had opgeleverd, maar ik kan me werkelijk waar nu niet voorstellen dat niemand die jongen is gaan vragen hoe het met hem ging. Dat is althans mijn herinnering aan de situatie. Ik weet dat het gezelschap waar ik me in bevond –inclusief ikzelf uiteraard– zeker geen heldenmateriaal was, maar dat niemand simpelweg even opstond om alleen maar te vragen aan die jongen hoe het hem verging, vind ik nog steeds verbijsterend en onverteerbaar. 

Maar het staat wellicht wel symbool voor 2 modellen. 1. Dat dit soort gajes explosief gevaarlijk en onberekenbaar was, maar ook 2. Hoe gelaten en stoïcijns de Noord-Amsterdammer was of kon zijn. Ik weet althans dat mijn eerste reactie in dit soort situaties niet eentje van vluchten of aanvallen is, maar van met stomheid geslagen staan toekijken. 

Ik weet nog dat ik bij mijn opa en oma logeerde en met opa ging vissen in de Amstel. Zeg maar in de knik van de Amstel waar die wegtrekt van Betondorp net voorbij het Amstelstation, in de richting van Ouderkerk. Net voorbij waar nu de Rembrandttoren staat en net vóór het hoofdkantoor van Waternet. 

Ik had nog nooit écht gevist. Mijn opa wel. Die was een vervend visser. Weer en wind, opa trok erop uit in z’n lange oliejas, op zijn fiets met de handen in de moffen aan zijn stuur. Dat waren van de gevoerde zakken om de handvatten, waar je zonder handschoenen toch warme handen in had tijdens het fietsen. Je begrijpt dat voor mij het begrip ‘opafiets’ een heel wezenlijk en beeldend plaatje oproept. 

Maar voor het eerst écht vissen. Ik had een lichtgewicht hengeltje met het op een na dunste vissnoer eraan, dus je begrijpt dat mijn opa niet rekende op grootse vangsten van zijn kleinzoon. Nou moet ik wel zeggen dat zelfs een ‘lichtgewicht hengeltje’ voor de maatstaf van mijn opa nog state of the art is in vergelijking met hedendaagse materialen. Als ik je zeg dat mijn opa timmerman, een vakman, een ambachtsman was, mag je van me aannemen dat alles wat hij maakte niet alleen degelijk en goed in elkaar gezet was, maar ook nog eens mooi, met mooie details en meer dan voldeed aan de taak waar het voor gemaakt was. Mijn opa maakte namelijk zijn hengels zelf. Van bamboe. En die maakte hij uit 6 stroken die op gelijke manier taps toeliepen en verlijmd tot een zeshoekige stok die dus van dik naar dun uitliepen. En de hengel bestond uit drie delen die je in elkaar schoof. Het was gewoon een kunstwerk. 

Maar die dag stond ik met opa te vissen, toen er opeens iets zwaars aan mijn dobber trok. Opa schoot te hulp om de kleine snotneus die ik was, amper 7 of 8, om de spartelende karper van ruim 38 centimeter, die had toegehapt, aan wal te krijgen. Vervolgens lag deze knaap spartelend op de kant en stond ik een beetje wezenloos naar het kronkelende beest te kijken. Mijn opa riep verontwaardigd dat wanneer ik niets deed, het beest net zo lang zou blijven spartelen tot hij weer hup, in de plomp zou vallen. Dat dus. Mijn eerste reactie is eigenlijk geen reactie. 

Zo ook in situaties die best hachelijk zijn. Iemand wordt op zijn bek geslagen. Ik staar. Doe niets. Voel ook niets volgens mij. Ben slechts een by-stander. Een stukje behang. Stom. 

Maar er waarden meer bendes door Noord. Ik weet in ieder geval van drie die er waren. Noord Junior dus, de Banne Boys en de Rimboe. De laatste is ontstaan in de bloemen-/plantenwijk, Florabuurt genaamd (hence Rimboe, hence de Jungle) in Noord, waar in de recente geschiedenis een kleine burgeroorlog tussen de bevolking en overheden en instanties heeft plaatsgevonden, nadat het stadsdeel de jaarlijkse traditie van het kerstbomen-verbranden, wilden verbieden. De buurt kwam in opstand. Stadsbussen werden met stenen bekogeld. Het Noords toerisme- en verkeersbureau gaf een negatief reisadvies af. Als dat bestaan zou hebben. Wat ik zeg, een kleine burgeroorlog. 

Leden van de Rimboe kwamen geregeld de MAVO waar ik toen op zat, onveilig maken, die vlak naast de wijk gelegen was. Ik herinner me een verhaal dat toen het schoolhoofd erbij werd gehaald om het schoelje de deur te wijzen, deze actie terecht werd gewezen doordat een van de Rimboe-gasten het schoolhoofd een peut voor zijn bek gaf. Leuk, joh, Noord . . . 

Nog zo’n verhaal. Een vriend van mij had een brommer. Een Yamaha Enduro. Een brommer die er een beetje als een crossmotor uitziet. Die werd op een dag gejat. Vette pech. Maar een half jaar later kwam er een verhaal naar boven dat hij gestolen was door de Banne Boys. Een niets vermoedende onverlaat uit Monnickendam had op zijn beurt de brommer weer verder gejat en dit maal dus van iemand van de Banne Boys. Die bleken de zaak nogal zwaar op te nemen en hebben de Monnickendammer verrast met een bezoekje. Gevolg: de gast lag in het ziekenhuis met gebroken ribben, gebroken arm, gebroken been en een gebroken bovenkaak. Althans dat is het verhaal zoals ik mij dat herinner. Brrrr. 

Als ik zo terugkijk is het een wonder dat ik de Jungle overleefd heb. Dat ik hem ontvlucht ben. Al scheelde het maar een haartje. Ik weet nog dat ik in mijn jonge jaren drie confrontaties heb gehad met één specifieke jongen. Uit veiligheidsoverwegingen kan ik zijn identiteit niet prijsgeven want u begrijpt, ik heb ook een gezin en wekelijkse verplichtingen als Zondagsfilosoof. Maar deze jongen dus, heeft het blijkbaar zijn hele jeugd op mij gemunt. Toen ik 7 of 8 jaar was liep ik door ‘zijn’ straat naar school en besloot hij me daar eens over lastig te vallen. Het was ten tijde van De zeges van Art Schenk en Kees Verkerk en het atypische wollen schaatsmutsje met van boven naar beneden naar je voorhoofd de Nederlandse vlag verwerkt. Mijn moeder had er altijd een handje van om iets aan iets cools toe te voegen, waardoor het nét niet cool meer was. Een broek die te kort was geworden, werd niet vervangen door een andere? Nee, je zette er gewoon een stuk aan. Van totaal andere stof. Lekker gek. Aan me hoela ja. Ik liep voor gek.

En zo ook de schaatsmuts. Daar moest ze zo nodig koordjes aan vastmaken zodat hij niet afwoei. Ik heb die koordjes altijd als aanleiding gezien voor mijn confrontatie met deze snaak, deze snuiter. Ik weet niet eens meer wat er precies voorviel. Het enige dat ik nog wel weet aan de situatie is dat het eindigde met dat deze knaap me in mijn gezicht sloeg en ik hem vervolgens huilend achterna rende zonder hem te pakken te krijgen. Wat niet lukte. Aan dat mutsje lag de zege van Art Schenk dus niet.

De tweede confrontatie met deze onverlaat was toen ik op de middelbare school zat en van school terug in de bus naar huis reed. Enkele haltes nadat ik was opgestapt, kwam hij samen met een andere jongen ook de bus in en ging naast me op de achterbank zitten. Ook hier weet ik niet precies meer wat er gebeurde alleen dat hij behoorlijk irritant en bijdehand naar me deed en uiteindelijk hard aan m’n sjaal trok die ik omhad. Blijkbaar hield hij niet van winter accessoires. Gelukkig voor mij was dit allemaal nog voor Noord Junior gevormd was, anders had de confrontatie wellicht minder met een sisser afgelopen. 

De laatste keer was wel ten tijde van Noord Jr. Ik was met een vriend naar de plaatselijke kermis gegaan en we besloten een rondje in de botsauto’s te maken. Niet doorhebbend dat de lokale hooligans er ook vertoefden, reden wij het rondje onbevangen botsend, hotsend en lachend rond. Tot vlak voor het einde van de ronde een ander autootje langszij de onze kwam rijden. Ik zat achter het stuur en de andere auto reed dus links van me. De ene gast naast me greep me bij mijn kraag en trok me iets naar zich toe, waarna de ander, mijn kwelgeest in mijn jeugd, mij onaangekondigd een stomp voor mijn kop gaf. En weg waren ze. Ik weet nog dat de bril die ik toen ophad in duizenden stukjes over de vloer uit elkaar spatte. Oké, misschien waren het 10 stukjes maar de bril was kapot. Het enige dat ik nu hoop is dat hij zijn hand serieus beschadigd heeft met de stomp op mijn bril, maar ik vrees van niet. Ik weet wel dat ik nauwelijks last had van de klap, maar mijn bril heeft dus het meeste van de klap opgevangen. En de vloer dus het meeste van mijn bril. Ik heb vervolgens de brokstukken opgeraapt –de ronde was precies toen ten einde– en ben samen met die vriend gelaten naar huis gelopen, zoals een goed Noord-Amsterdammer betaamt. Niet omkijken maar doorlopen. 

Wat er van deze knapen, dat tuig geworden is, weet ik niet. Ik weet wel dat ik jaren later toen ik volwassen was, nog eens in een bus heb gezeten waar ergens schuin verderop deze knaap zat, die mijn kwelgeest was al die jaren. Ik was ouder, wijzer, minder intimideerbaar en weet nog dat ik hem enkele seconden aan heb gekeken toen hij naar mij keek. I got my eye on you, son. Hij was de eerste die wegkeek, wat voor mij toen een kleine overwinning was. Nu jaren later denk ik dat hij me niet eens herkend heeft. Zo gaat dat met Bullies. Ze hebben geen benul. Niet dat ik erg geleden heb onder zijn gedrag naar mij. Het waren vervelende momenten. Meer niet. Dat die bril kapot was was natuurlijk wel vervelend. Hoewel ik er toen wel een veel coolere voor in de plaats heb gekregen, dus eigenlijk was dat een meevaller bij een tegenvaller.

En ik heb mijn jeugd gelukkig door veel belangrijker zaken laten domineren dan het tuig van om de hoek. Wij waren muzikanten, mijn maten en ik. Mijn gang was een band die ik van mijn 15de af had. En over de jaren zijn de gezichten, instrumenten die ze speelde en samenstellingen gewisseld, maar voor mij was de stam waar ik bij hoorde, maar met één ding bezig, dat veel belangrijker was dan wie het verst kon pissen: Muziek! Een ding dat geen hooligan, tuig van de richel of paljas me af kan nemen: dat muziek mijn eerste en eeuwige liefde is. Ik hoef niet te knokken. Ik maak er liever een lied over.

x

zondag 1 juli 2018

Hokjesgeest


“I’m living in a box. I’m living in a cardboard box.” Dat zong de band Living in a box in 1987. Ik vond dat toen –en nu nog steeds eigenlijk– een best wel grappig dingetje. Om zo’n best wel stom onderwerp voor een liedje te nemen en dat dan ook tot naam van je band te maken. Of andersom. En ik heb het al eens eerder gehad over het fenomeen bandnaam, omdat dat best een ding is natuurlijk. Want wat is een goede bandnaam? En wat je allemaal wel en niet kunt vinden van bandnamen. 

Was not was. Tja. En dan Therapy? En vooral dat vraagteken. ???  Of Orchestral Manouvres in the Dark. Waarbij de afkorting OMD dan weer de ‘i’ en de ‘t’ moet ontberen. Waarom? OMITD? Was dat dan te lang? Of Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich. ????? Wiens idee was dat dan? Waarschijnlijk zij allemaal en konden ze er niet uitkomen. Afijn. And the list goes on. 

Zo heb ik bijvoorbeeld een paar jaar geleden voor het eerst iets bedacht over Queen. Het woord is natuurlijk zonder meer vrouwelijk. En als je de toch wel homoseksuele associaties in ogenschouw neemt. Ik weet bijvoorbeeld dat in de homoscene ooit, waarschijnlijk nog steeds, iemand die zich erg extravert homoseksueel gedroeg, werd aangeduid met ‘She’s a real queen’. Maar het is dan best opmerkelijk dat die homoseksuele associatie bij mij nooit eerder naar boven is gekomen, uit de kast is gekomen zal ik maar zeggen, terwijl de band King bij mij wél die associatie had. Raar toch? En nu, achteraf, met terugwerkende kracht alle homo-associaties bij Queen natuurlijk niet van de lucht zijn. 

Misschien kwam het omdat ik Queen beter vond dan King. En niet alleen dat, ik vond Queen simpelweg heel erg goed. Punt. En nog steeds. Maar misschien was het omdat ik veel jonger was dat ik Queen leerde kennen dan dat ik King leerde kennen en dat ik simpelweg niet genoeg ‘wereldwijsheid’ had. 

Maar hoe dan ook is hokjesdenken aangeleerd. Als kind heb je nog geen wij-zij-besef. Misschien enkel een van-mij-en-niet-van-jou-besef over bijvoorbeeld speelgoed. Maar ik denk dat je dat eerder terug kunt voeren tot een bepaald soort egoïstische overlevingsstrategie wat dus erg instinctief genoemd kan worden en niet aangeleerd. Want als kind is speelgoed natuurlijk Life. 

Ik moet denken aan een buurjongetje laatst die vroeg aan het vriendje van mijn zoon die bij ons thuis was en wiens moeder roots in Azië heeft, ‘Uit welk land kom jij?’, waarop het vriendje ongeduldig, licht verontwaardigd antwoordde: ‘Nederland’. Je zag de vraagtekens opdoemen in de hokjesgeest van het buurjongetje. 

Maar in hokjes willen denken zit ons wel in de genen. Je bent namelijk niet in staat alles tegelijk in te nemen en in één keer in zijn geheel te duiden. Je moet dat in stukjes doen. En om overzicht te houden moet je dat categoriseren. In hokjes stoppen so to speak. 

En daar begint de ellende. Want je kunt namelijk niet iets, één ding, dier of persoon, tegelijk in 2, 3, 25 of 753 verschillende hokjes stoppen. Dan verliezen wij weer het overzicht. Dus vallen er spaanders. Of categoriseringen. Worden er mensen of dingen in één hokje gestopt, terwijl ze eigenlijk niet alleen maar in dat ene hokje horen. Worden ze kort door de bocht genomen. Een kopje kleiner gemaakt. De stoelpoten onder hun kont vandaan gezaagd. Geringeloord. Gekortwiekt. Bestempeld. Gebrandmerkt. Veroordeeld tot iets, terwijl ze dat niet alleen maar zijn. 

Al die hokjes kunnen iets of iemand chronisch tekortdoen. En zoals ik tegenwoordig vaker pleeg te doen, ben ik dan niet geneigd om oplossingen voor de gevolgen van een probleem te bedenken, maar wil ik de basis omdenken. Het uitgangspunt veranderen. Want als de gevolgen van iets niet persé wenselijk zijn, is het verhelpen van de gevolgen eerder dweilen met de kraan open. Water naar de zee dragen. Brandje blussen met een hashtag. Of een brandende doornstruik. 

En veel van die principes zitten natuurlijk zo ingebakken in elkaar, dat het schier onmogelijk lijkt daar fundamenteel iets aan te kunnen veranderen. Denk bijvoorbeeld aan het groeiend probleem van mobiliteit. Het is ons tot in de vezels opgedrongen dat bezit en de status van het hebben van een auto iets goeds is. Terwijl als je daar de gevolgen van beziet. Bijvoorbeeld de vervuiling, verslaving aan fossiele brandstoffen met tot gevolg een wereldoorlog rond olieprijzen. Maar ook naast de Global footprint van het gebruik ervan, die van de productie van een auto. En niet in de laatste plaats het overdragen van het eigendom, het eigenaarschap van zo’n auto –en daarmee de verantwoordelijkheid van het ding– van producent naar afnemer/gebruiker. 

Als de verantwoordelijkheid voor auto’s altijd bij de producent zou blijven, zouden auto’s vanzelf duurzamer zijn. En je kunt het niet hard genoeg benadrukken: het milieu. Denk daarbij aan bijvoorbeeld sjoemelsoftware. 

En hoezo ben ik eigenaar van –en dus verantwoordelijk voor– een hoogwaardig stukje techniek? Dat kan ik toch helemaal niet zijn? Ik weet toch helemaal niet hoe die auto precies werkt? Nee, de overdracht van eigenaarschap en dus verantwoordelijkheid van dingen is helemaal geen goed idee. Trump geef je toch ook niet verantwoordelijkheid en beslisvermogen over belangrijke zaken, zoals migratieproblematiek of ik weet niet hoeveel kernkoppen? Wat? Oh nee, dat is wél gebeurd. 

Maar mobiliteit is bijvoorbeeld zo’n hokje dat je aan de basis zou willen omdenken. Het is níet Cool een auto te bezitten (of gebruiken zelfs). Het is niet beter iets te bezitten dan enkel iets te gebruiken. Bezit leidt tot consumptief gedrag, wat –zolang geld verdienen nog steeds een hoger doel is– weer leidt tot overproductie wat weer tot gevolg heeft het zo goedkoop mogelijk te willen produceren en zo duur mogelijk te verkopen, wat weer uitbuiting van armere landen elders in de wereld tot gevolg heeft en sowieso tot opmaken van grondstoffen en natuur. De aanleg van lijnzaadolie-plantages die de leefomgeving van de oerang oetang, en daarmee het dier zelf, bedreigt. 

Konden we de rollercoaster maar stilzetten of afremmen. Teruggaan naar het begin: oké, de mens blijft zich constant verplaatsen. Hoe kunnen we die mogelijkheid helpen bestaan, zonder dat we daar natuur voor in moeten leveren, grondstoffen of reiscomfort voor de forens, de migrant? Want het gaat hier natuurlijk niet alleen over woon-werkverkeer, maar alle mogelijke vormen van menselijk migratie. Familiebezoek, winkelen en boodschappen doen alsook er even op uitgaan, op vakantie gaan. Maar ook het doktersbezoek, de zakenlunch, de vrimibo op je vrije vrijdag. Maar ook de Exodus van vluchtelingen. Want al het gezwerm van mensen te voet, met de fiets of welk vervoermiddel dan ook, moet hierbij meegenomen worden. 

Hoe kunnen we al die mensen laten reizen zonder dat de wereld, de samenleving, de natuur eraan kapot gaat? Het zou helpen als we meer uit onze hokjes denken. 

Als je bijvoorbeeld nadenkt dat zo velen vluchtelingen richting het ‘vrije’ westen proberen te komen. –Los van de achterliggende redenen, van schrijnende politieke, of zelfs mensonterende tot puur economische, welke soms ook schrijnend kunnen zijn– En dat ‘wij’ in het westen vinden dat dat uit de hand loopt. Dat we ons in onze vrijheden bedreigt voelen. Wat nou als we bijvoorbeeld, in tegenstelling tot een trend die je nu ziet opkomen in Europa, namelijk muren eromheen, we er voor gaan zorgen dat Europa minder aantrekkelijk wordt? Dat de rest van de wereld aantrekkelijker wordt. Dat ‘Europa’ ook bij jou om de hoek kan zijn? Dat we eigenlijk ‘Europa’ vermarkten naar elders in de wereld? Het zou gelijk een betere verdeling van de welvaart over de wereld betekenen. 

Eigenlijk een soort kolonialisering maar dan zonder hiërarchie en een wij-zij of we-weten-het-beter-houding. Gewoon eigenlijk delen met de rest van de wereld wat wij hebben. Ach, dromer. 

En het lost natuurlijk niet alle andere vormen van migratie op. Maar het idee dat je de reden wegneemt voor iemand om zich te verplaatsen is natuurlijk intrigerend. Al krijg je dan natuurlijk weer dat mensen helemaal niet meer in beweging komen. Met alle consequenties van dien. Zitten is nu al het nieuwe sterven. 

Maar we moeten ons in ieder geval zo min mogelijk door hokjesdenken laten leiden. Kom uit die doos!

Ik ben tenminste van plan om geen onderscheidt meer te maken tussen man en vrouw. Want wat heeft het überhaupt voor nut om dat op een paspoort te zetten? Als je het niet vanzelf kunt zien maakt dat toch ook niets uit? En het creëert in ieder geval een ontspannender sfeer voor alle mensen die zich niet persé in één van de twee eerder genoemde hokjes vinden passen. Ik zeg: kom uit die doos. Haal je hoofd uit dat hokje. Of zoals En Vogue ooit zong: Free your mind and the rest will follow. 

zondag 3 juni 2018

Rare jongens, die rare jongens


Laatst las ik op een pagina van de Quest Junior scheurkalender dat mensen die langdurig in een isoleercel doorbrengen, daar diverse psychische aandoeningen aan over kunnen houden. Zo kunnen ze depressief worden, moeite hebben met nadenken en dingen onthouden en krijgen ze hallucinaties. Maar ook kunnen ze hun gevoel voor identiteit kwijtraken. Mensen hebben blijkbaar anderen nodig om hun zelfbeeld vorm te geven.

De literatuur, pulp, fictie en realiteit kennen natuurlijk legio voorbeelden. Denk eens aan Gollem, de tot lichtschuw aardmannetje verworden voormalige Hobbit, die Dé Ring uit Tolkiens wereld zo lang in zijn bezit heeft gehad, dat hij er een soort van gek van is geworden. Het meesterwerk wil je natuurlijk doen geloven dat het vooral de invloed van de ring is geweest, maar het geïsoleerde bestaan van die hobbit zal natuurlijk ook bijgedragen hebben. Het feit dat Gollem over zichzelf in de derde persoon spreekt (en overigens over iedereen en alles in de derde persoon praat) lijkt toch wel zo’n voorbeeld voortgekomen uit dit geïsoleerde bestaan. Jezelf verliezen en dus jezelf buiten jezelf plaatsen. 

En het is natuurlijk zo: wij, mensen zíjn kuddedieren. En Hobbits zijn toch een soort klein mensje op zijn gezelligst en ik schat dus in dat menselijke principes ook op hen toepasbaar zijn. We hebben allemaal een stam nodig, een clan om bij te horen, familie om je mee te vereenzelvigen, maar ook aan te spiegelen, tegen te verzetten. Kortom, om een ‘goed’ mens te worden, heb je anderen nodig. Als voorbeeld. Ook voor hoe het niet moet. 

Maar dus is iemand langdurig isoleren, feitelijk iemand van zijn menselijkheid beroven. En nou weet ik niet hoe isoleren van gevangenen tegenwoordig al dan niet binnen het rechtstelsel past, maar ik schat zo in dat het wel in strijd is met bepalingen uit de Genève conventies uit de vorige eeuw, die ieder mens gelijke rechten evenals menselijkheid en bestaansrecht voorschreven. 

Maar het isolement van bijvoorbeeld eilandbewoners is ook een wijdverspreid begrip. Asterix of Obelix wist het natuurlijk pakkend te verwoorden: “Rare jongens, die Engelsen”. Al waren de antropologische observaties van de Galliërs natuurlijk behoorlijk eenzijdig, gezien het feit dat ‘Engelsen’ in elk ander boek inwisselbaar bleken voor het volk dat in dat boek de hoofdrol speelde. Je kunt je dus afvragen welk isolement tot welke ‘rare jongen’ heeft geleid. 

Maar de Britse eigengereidheid is natuurlijk door de eeuwen heen behoorlijk evident gebleken. In die zin waren Asterix’ en Obelix’ ‘antropologische’ inzichten niet ver bezijden de waarheid. Al biedt de wereldpolitieke realiteit van de laatste 2 jaar natuurlijk geen meritus aan het concept ‘waarheid’. Maar dat is weer een andere discussie. 

Wat geschiedkundig natuurlijk wel overeind blijft, is dat het geïsoleerd zijn van een groep mensen, toch een aantoonbaar ander mens maakt binnen die gemeenschap. Denk aan de Waddeneilanden, Marken, Urk, maar ook de Amish of andere gesloten (geloofs)gemeenschappen, the Bible Belt, studentenverenigingen . . . 

Nee, die laatste is flauw. ‘What happens in the studentenvereniging, stays in the studentenvereniging’ is natuurlijk geen voorbeeld voor de langzame ontwikkeling van sociale regels die ontstaan binnen een echt geïsoleerde gemeenschap. 

Maar je ziet wel in dat isolement een individu niet persé goed doet. En dat raakt weer een volgend punt: ‘Verwarde personen’. Je zou zeggen schoolvoorbeelden van mensen die een sociaal vangnet of corrigerende invloed van een brede sociale gemeenschap ontberen. Maar vervolgens betreedt je glad en te dun ijs. 

Want misschien wil een verward en/of geïsoleerd individu helemaal geen sociaal vangnet of mensen om zich heen. Om zich aan te storen, door te laten intimideren of enkel door hun aanwezigheid bijdragen aan het besef van tekortkomingen van de individu en daardoor indirect het zelfbeeld nog meer schaden van deze persoon. 

Wie is dan een overheid, een goed doel, een humanistische beweging om die regels aan dat individu voor te schrijven? Op te dringen? Wie zijn wij dat we het beter weten voor anderen?

Ik hoor het me nog zeggen tegen kinderen: ‘Het is voor je eigen bestwil?!’. Het is maar goed dat mijn kinderen geen superkrachten hebben, want als toen blikken konden doden . . . 

Maar het is een groeiend probleem. We zijn op de plekjes waar we vertoeven met steeds meer. Dichter op elkaars lip en de toleranties slijten natuurlijk steeds dunner. En met slinkende tolerantie krijg je ook groeiende apathie. Maar ook groeiende agressie, frustratie en confrontatie. 

Gisteren een vrouw voor me op de fiets die tegen een scooter-jongen een ‘verkeersinstructie’ riep en afsloot met een beleefd ‘lul’. De jongen keek licht verontwaardigd maar toch meer apathisch om. Al dacht ik alleen maar: ‘Maar mevrouw, wees toch voorzichtig. Je weet nooit hoe zo’n gast kan reageren’. 

En gelijk realiseer je dat je je niet moet laten gijzelen door terreur. Dat apathie nooit een antwoord moet zijn. Want ja, ook dit is terreur, scooters op het fietspad die geen geduld hebben en vinden dat ze altijd voorrang hebben. Je kent dat wel; je kapotschrikken omdat er plotsklaps een scooter achter je toetert. Vroeger was de regel dat je inhaalde als dat kon, niet eerder. Tegenwoordig wordt je preventief uit de weg getoeterd opdat je maar niet de scooter zal laten afremmen of zoiets triviaals. Bah.

Maar het is best opmerkelijk dat in druk bewoonde gebieden de ‘verwarde personen’ niet zozeer eerder opvallen, want dat is eigenlijk juist logisch, maar dat ze überhaupt ruimte hebben om te vervreemden, geïsoleerd te raken, zich af-, buiten- of opsluiten voor het sociale vangnet, de clan, de noodzakelijke spiegel. 

Maar ik snap het wel eigenlijk. Ik heb van kleins af aan een rijke fantasiewereld gehad. En dit was vaak een ideaal vangnet om mezelf mee van saaie, vervelende of schadende omstandigheden te onttrekken. 

Maar met alles wat ik hiervoor heb gezegd in het achterhoofd, kun je natuurlijk inzien dat een geïsoleerde ik niet persé de beste raadgever is. Zeker niet op de lange duur. En dus maakt dit het onderscheid tussen een zelfverkozen kluizenaar en een verward persoon pijnlijk evident alsook een schrijnend grijs gebied. En is de ‘het is voor je eigen bestwil’-bemoeienis nooit ver weg. Als de persoon tenminste nog mensen heeft die begaan zijn met deze persoon. 

Maar in mijn ogen is dit groeiende probleem het meest schrijnend onder ouderen. Mensen die zowat té oud worden om nog ergens toe te dienen. Althans zo lijkt de rest van de wereld te zijn ingericht. ‘Wanneer er een doel wordt gediend met je aanwezigheid is dat prima, maar als je nergens meer toe bijdraagt, behalve een zogenaamd probleem, héb je een probleem. Nee, bén je een probleem’. 

En dit principe wordt natuurlijk op van alles en nog wat toegepast. Alles wat niets dient moet het zelf maar uitzoeken. Als iets nergens toe bijdraagt –volgens bepaalde waarden en normen– moet het maar weg, opzouten, uit het zicht, afgebroken worden en plaatsmaken. Opgeruimd staat netjes. 

Maar wat doe je als je nog niet klaar bent met leven maar het leven schijnbaar wel met jou? Als je clan langzaam om je wegvalt? Als je verstand en je geheugen langzaamaan, maar steeds vaker verstoppertje met je gaat spelen? En ook steeds onhandiger en kwalijker? Dat je jezelf niet meer herinnert welke dag het is opdat je de juiste pilletjes neemt. Dat er een casemanager langskomt met een map waarop het kwalijke en voor jou horror-woord staat: Dementie. Dat je vrienden minder worden, enerzijds door het onvermijdelijke aan het leven, maar anderzijds ook door de eisen die jezelf steeds meer aan wat je nog rest gaat stellen: het moet gaan zoals ik het wil. 

En dat je daardoor de paar vrienden die je nog had wegduwt, omdat je niet wilt dat ze voor jou gaan bepalen. 

40 jaar geleden was het maken van nieuwe vrienden, een nieuwe clan vinden, je horizon verbreden natuurlijk een vanzelfsprekende optie. Maar wat als je horizon niet verder rijkt dan de 4 muren om je heen. En een treurbuis waarop alleen The Bold and The Beautyful nog enige logica raakt. Wat doe je dan? Met die uren, dagen, minuten, of nee waren het dagen? Of tóch maanden?

Ik ga niet weer eindigen met een couplet uit ‘Losing it’ van Rush, maar dat ik daaraan denk, bewijst voor mij wel dat bepaalde onderwerpen nooit klaar zijn. En dus ook het leven niet. Tot het dat wel is. En pas dan moet je iets opbergen, opruimen: als het klaar is. 

zondag 22 april 2018

Verhalen is wat we zijn


Bijzonder. Een meervoud toch met een enkelvoudig werkwoord duiden. Maar het klopt wel gevoelsmatig. Vind ik althans. Want verhalen in dit geval is niet een reeks vertellingen die alleen maar opgeteld een reeks zijn, nee, verhalen betekent in dit geval een paraplubegrip dat ons als mens definieert. Al het feitelijke dat we zijn is theorie, wetenschap, een reeks, een begrip. Maar al het spirituele, Meta-fysische, zielvolle, sociale wat we zijn, is verhalen. 

Zoals we vroeger bij het kampvuur ons zijn aan elkaar duidelijk maakten –en onszelf daarmee definieerde– via verhalen over en van onze voorvaderen. En dát samenzijn, dát delen was ook onderdeel van ons verhaal. Want natuurlijk zijn verhalen onderdeel van een groter verhaal. Noem het Het Grote Verhaal. 

En ons Grote Verhaal is eigenlijk overal en altijd hetzelfde. Het verhaal dat iedereen het liefst hoort, vertelt krijgt. Waar we ons het liefst mee vereenzelvigen. Dat is het verhaal van een wereld in chaos. Daaruit staat een eenling of een groep eenlingen op en trekt ten strijde tegen het monster of duistere krachten, welke enkel de chaos wiilen verergeren en de mensheid verder bedreigen en onderdrukken. En deze eenling(en) weten, ondanks gevaar voor eigen leven, het kwaad te overwinnen en zo een nieuwe orde uit de chaos te scheppen. Dat is feitelijk waar bijna alle verhalen ruwweg op gebaseerd zijn. 

En dat blijkbaar universele verhaal is wat ons dus allemaal maakt tot wat we zijn. En dat verhaal hebben we nodig. Het definieert ons. Of het nou via een Bijbel, een Koran, een Popul Vu, een deel van de boeken van Duin van Frank Herbert, Moby Dick van Herbert Manville, Star Wars, In de ban van de Ring, Nijntje, ‘Wie heeft er op mijn hoofd gepoept?’, Het Proces van Kafka . . . Uh, oké. Sommige verhalen zijn geneigd de chronologie van incidenten om te draaien of zijn een beetje onduidelijk in wie de gedoodverfde helden en bad guys zijn, maar het algemene gegeven van het verhaal, de oervorm van Het Verhaal is eigenlijk uniform. Universeel. 

Maar blijkbaar hebben we een nieuw verhaal nodig over het reële leven, de fictie daargelaten. De laatste 30 ofzo jaar was het Neo-Liberalistische verhaal iets waar we onszelf en de samenleving op inrichtten hier in het Westen. Maar die werkelijkheid begint meer en meer barsten in het pleisterwerk te vertonen.  

Het kapitalisme, individualisme, materialisme, al de ‘waarden’ waar we de laatste, pak ’m beet 50 jaar naar streven of als leidraad hanteren om een goed en volwaardig leven mee in te richten, blijken te worden ingehaald door realiteiten van nu. 

De aarde als schijnbaar onuitputtelijke bron van grondstoffen en diverse flora en fauna blijkt toch niet zo onuitputtelijk. De stand van de vissen in de oceanen, verdwijnende regenwouden, oprukkende woestijnen, stijgende oceanen, afbrokkelende gletsjers, uitstervende en bedreigde diersoorten, afnemende biodiversiteit, ineenvallende bodemlagen. Allemaal symptomen van de niet onuitputtelijkheid van deze wereld. 

De gevolgen van bezitten en consumptief gedrag zijn schrijnend evident. De aarde blijkt echt niets aan te kunnen met plastic. Onmetelijk grote plastic soep eilanden tot gevolg hebbende. Maar ook intermenselijk. De steeds groter groeiende steden verarmen de mens. Los van de onbetaalbaar wordende huizen in de grote steden. Natuurlijk bruist het van creativiteit en ontwikkeling in een stad. Maar het verrijkt niet de mensheid als gemeenschap. In mijn beleving zijn artiesten en succesvolle carrièrejagers erg egoïstisch. En dus niet rolmodellen voor de gemeenschapszin. Hoewel ze een onderhoudend verhaal of performance bij het kampvuur kunnen geven zullen ze niet helpen bij de afwas, wat ook een rijke plek voor gemeenschapszin is. 

En ondernemerschap en kapitalisme staan ook onder druk. Het briljante idee achter Facebook (toen nog THE Facebook) is door de kapitalisering ervan allang opgeslokt en verzwolgen. En met hem wij en onze privacy. Ik sprak dit weekend iemand die concludeerde dat het probleem van social media (en daarmee feitelijk heel veel dat op internet en in app-stores huist) eigenlijk het gebrek aan marktwerking is. Wanneer de verschillende social media met elkaar zouden kunnen communiceren en interacteren, zou dat de gebruiker ten goede komen. Want wanneer het niet uitmaakt waar je iets post of actief bent, is het de provider van die dienst er veel meer aan gelegen die gebruiker te behouden en dus meer vanuit de grbuiker te denken in plaats van de aandeelhouders. 

Maar het probleem gaat natuurlijk nog dieper. Onder druk van marketeers ontwikkelen tech-bedrijven natuurlijk zulk soort sluwe addertjes onder het virtuele gras als ‘de Facebook-pixel’. Feitelijk is het een stukje code dat je op een site ‘verstopt’, die surfgedrag verzameld. En zou je denken als Facebook dat gratis verstrekt, waar verdienen ze dan aan? Simpel. Alles dat de eigenaar van de website verzameld door dat stukje code, wordt ook massaal vergaard door Facebook. Daarom is Facebook zo interessant voor adverteerders: het weet alles over iedereen die wel eens op internet is. En het gaat over veel meer dan je leeftijd en je telefoonnummer. 29.000 demografische parameters. Is dat niet wat Arjan Lubach concludeerde? En dus al jaren lang. Lang voor de sleepnetwet zijn die principes al actief. 

En dan de Kamer van Koophandel die beweerd dat het wettelijk verplicht is gegevens van klanten massaal door te verkopen aan commerciële partijen. Ik  ben best benieuwd naar die wet die de KvK beweerd te moeten volgen. 

Maar al deze verhalen daargelaten zijn zij niet Het Verhaal. Want als ik jullie zou vertellen dat ik het goed voor elkaar heb, want: mooi huis, tof gezin, fijne partner, tuin op het zuiden, blinkend blik voor de deur, 2 à 3 keer per jaar op vakantie, rentevrije leningen, nauwelijks hypotheek, blinkend pensioen opgebouwd, toffe baan zonder veel stress, dan zou je zeggen volgens het Neo-Liberale verhaal, dat ik een heldenstatus bekleed. Maar met alle inzichten van nu kun je ook zeggen dat ik het kwaad in het verhaal ben. De luis in de pels. Dat ik de consumptieve vernietiging van aardse reserves ben. De Judas van de discipelen. 

En wanneer zitten we nog bij het kampvuur? Daar heeft onze Neo-Liberale leefstijl helemaal geen tijd voor, want de aarde moet zo snel mogelijk kapot en wij zo snel mogelijk aan een burn-out. 

We hebben helemaal geen tijd om weer eens de slappe lach te hebben. Fantaseren over micro- en macro-kosmos. Nee, we moeten door. 

Dat is ook zo’n ‘fantastisch’ fenomeen van deze tijd. Dat constante gevoel dat je ergens te laat voor bent. Dat je geen tijd meer te verliezen hebt. Dat niets je doelen in de weg mag staan. Dus alles wat dat wel doet moet opzouten en genegeerd worden. Aan de kant geschoven. 

En we moeten ook maar allemaal onafhankelijk zelfvoorzienend en briljant op de hoogte zijn. Overal waar we mee te maken hebben en krijgen, moeten we snappen als een baas, kunnen als een pro en over opscheppen als de beste. 

‘Je huis verkopen? Dat je dat niet zelf doet?’. ‘Belastingaangifte? Dat je dat niet zelf doet?’. ‘Auto verkopen? Dat je dat niet zelf doet?’. ‘Je oudedagsvoorziening? Dat je dat niet zelf doet?’. ‘Je eigen website? Dat je dat niet zelf doet?’. ‘Je kont afvegen? Dat je dat niet zelf doet?’. 

Dat laatste is natuurlijk een synoniem voor wat ons allemaal boven het hoofd hangt. Dat moment dat je de post in de koelkast legt. Dat je in de meterkast staat te pissen. En je twee tellen later verwondert dat het er zo stinkt. Dat moment dat je niet meer weet welke dag het is. En in paniek raakt daarover. 

Je zou je in kunnen denken in het Neo-Liberale gejaag van het heden, dat dat best fijn zou kunnen zijn. Dat gevoel op vakantie dat je het even niet meer weet. Dat is best fijn. 

Maar wanneer er niet veel perspectief meer in je dag zit omdat je kinderen en kleinkinderen niet vaak genoeg langs kunnen komen, al je vrienden en leeftijdsgenoten één voor één het loodje leggen of zelf de weg kwijt raken en kwijlend en rochelend in een tehuis zittend, proberen te bedenken welke dag het is, dan is weten welke dag het is nog best een laatste strohalm van je tegenwoordigheid van geest om aan vast te klampen. De datum is allang niet belangrijk meer, maar welke dag . . . Dat biedt houvast. Dan kun je nog de tv gids naar behoren raadplegen. Kijken wat er komt die dag.

Maar als je daar dan staat, huilend van wanhoop. Wachtend tot jouw verhaal alleen nog maar door anderen verteld wordt. Wachtend tot je eindelijk enkel onderdeel wordt van Het Grote Verhaal. Waiting to shed this mortal coil. 

Maar wat doe je op heldere momenten? Of de momenten tussen helder en de weg kwijt? Dan sta je slechts te huilen. ‘Je komt alleen en je gaat alleen.*’ 

‘The writer stares with glassy eyes, defies the empty page. His beard is white, his face is lined and streamed with tears of rage. 

Thirty years ago how the words would flow with passion and precision. Now his mind is dark and dulled by sickness and indecision. 

And he stares out the kitchen door, where the sun will rise no more…’

Fragment uit ‘Losing it’ van Rush, over de laatste jaren van Ernest Hemmingway. 

zondag 8 april 2018

Fake Mews



Er wordt natuurlijk veel over geblaat, gepraat, geboehoet en geschreven. En ik zal zeker de laatste niet zijn die het ter sprake zal brengen. Maar verdient het de aandacht wel die het krijgt? Kun je er wel op vertrouwen? (Nee!) Is niet de aard ervan dat je er eigenlijk niets mee kunt? (Ja!)

Maar het gif of de angel, het kwaad zit ’m nou precies daar. In de onwaarheid. De onbetrouwbaarheid. En daarmee kom je weer uit op één van mijn favoriete woorden van de laatste tijd. Liminaliteit. Want door die onbetrouwbaarheid kom je in het vacuüm van onzekerheid. Onwetendheid. ‘Is dit stukje informatie te vertrouwen of niet? Is het waar of niet waar?’

En dus zit je vast in dat vacuüm van onzekerheid. Je weet het niet. En is dat erg? Niet direct. Iets niet (zeker) weten hoeft niet erg te zijn. Mits het natuurlijk geen situatie behelst waarbij je op 40 meter diepte onder water zit en de keuze hebt uit 2 gasflessen die er van buiten identiek uitzien maar waarvan je weet dat de één zuurstof bevat, de ander stikstof, of chloorgas of iets dergelijks. 

Dan is het niet-weten natuurlijk een tandje problematischer. En nou hoor ik u denken ‘Hoezo 40 meter onder water? En waarom een stikstoffles bij je hebben? Wat is dat nou toch voor raars?’ En u heeft gelijk. Dat is best raar. Maar daar gaat het nou niet om. Het is maar een voorbeeld. ‘Maar wel een heel raar voorbeeld. Een beetje een fake voorbeeld, als je het mij vraagt.’

Oké. Soms wordt ik dus best moe van dat stemmetje in mijn hoofd. Dat geweten. Maar dat stemmetje is wel een belangrijk instrument op de weg naar waarheid. Want het gidst je best nauwkeurig langs onwaarheden naar echte waarheden. En nou hoor ik u ook hier weer denken ‘Is een echte waarheid niet een soort Pleonasme? Of Tautologie?’ En daarop kan Ik alleen maar antwoorden: Houd je bek, stemmetje in mijn hoofd! Laat me nou gewoon even mijn ding doen. Hier in mijn zondagsfilosofisch knutselhoekje. Als je meer te vertellen hebt dan enkel kritiek geven, verdien je misschien meer ruimte maar voor nu nog niet. Dit is nu mijn podium. Mijn beurt. 

Zo. Dat zat dwars en moest er even uit. 

De waarheid ook, zegt men. ‘Al is de waarheid nog zo snel, de leugen achterhaald haar wel.’ 

Hè? Wacht even. Was dat niet andersom? Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel. Dat klinkt vreemd maar klopt wel beter en helpt dus wel mijn betoog. En dát is nou precies het probleem. Het gebruiken van de waarheid voor eigen gewin. Of misbruiken eerder. Want als een ‘waarheid’ zo gebruikt wordt dat het een ander doel dient dan het zijn van zichzelf –de waarheid– kom je al snel in de regionen van manipulatie. Propaganda. Fake-News. 

En nou is een waarheid natuurlijk erg snel een onwaarheid. Of andersom. Ik heb ooit een collega meegemaakt die antwoordde op mijn mijmerende vraag waar het woord ‘kwebbel’ vandaan komt (ik weet niet meer zeker of het dat woord was, maar het was zo’n soort woord), met ‘Is dat niet een soort vogel?’. Terwijl hij achter mij staand over mijn schouder meekeek, Googlede ik het woord online. Een van de eerste zoekresultaten liet zijn vraag zien: ‘Is dat niet een soort vogel?’. Waarop mijn collega enthousiast over mijn schouder riep: ‘Zie je wel?!’. 

En zo simpel kan een onwaarheid waarheid worden. En vice versa. Of niet persé een onwaarheid maar een twijfel. Een verwondering. Wat niet persé een waarheid is. 

En nou is dit natuurlijk onschuldig. Maar het laat wel zien hoe snel een lopend vuurtje vlam kan vatten. Uhh . . . 

U begrijpt wat ik bedoel. Voorbeeld is ook dat spel wat u vast als kind wel heeft gespeeld waarbij een rij of cirkel kinderen elkaar in het oor fluisteren wat ze net van het kind aan hun andere zijde hebben toegefluisterd gekregen. En uiteindelijk moet de laatste hardop herhalen wat de eerste heeft ingefluisterd. Dan blijkt meestal dat er ergens onderweg iets verloren is geraakt in de vertaling. Want meestal is het hard lachen om wat de hele rij kinderen gaandeweg gemaakt heeft van wat de eerste zei. 

Wat mij daarin altijd verbaasd heeft is dus de mate waarin de mens dus blijkbaar iets ‘vertaalt’. Want dat moet het zijn. Als je mij vraagt: ‘Herhaal wat ik net zei’, zal ik mijn uiterste best doen om zo exact mogelijk te herhalen wat mij gezegd is, met intonatie en al. Maar blijkbaar handelt niet iedereen zo. Veel mensen blijken iets eerst te moeten vertalen in hun hoofd en rakelen vervolgens hun interpretatie daarvan op. En dat kan iets totaal anders zijn. 

Ik moet gelijk denken aan een reclamebureau waar ik ooit werkte. Dat werd gerund door een lichtelijk megalomane man die vond dat er een A3 folder (!?) moest komen ter promotie van het bureau. Op elke spread stond in corps 72 met het overmatig zware, van grootheidswaan getuigende lettertype Futura Black, een statement met daar rond omheen voorbeelden van advertenties e.d. welke het statement illustreerde. Deze statements waren eigenlijk allemaal 2 zinnen gescheiden door een komma, welke layout-technisch gezien zich opsplitste in vier zinnetjes gecentreerd onder elkaar, waarvan idealiter de tweede zin eindigde op een komma. Één of twee van die zinnen kwamen niet lekker uit. Je kent dat wel: een lelijke afbreking, komma op de verkeerde plaats of de tekst vormt een lelijk trappetje of een kerstboom. 

Met dit dilemma liep ik naar de megalomane baas en kreeg verrassend genoeg carte blanche van de goede man om de zinnen zo aan te passen dat ze wél mooi liepen. Ik weet niet of ik me dit voorval nog zo goed herinner omdat het zo’n goed voorbeeld is van mijn uiteindelijke punt of omdat het in mijn beleving erg uniek was dat de ‘brave’ borst deze ‘verantwoordelijke’ klus uit handen gaf. Tot op de dag van vandaag is het mij een raadsel waarom deze man, die in mijn ogen verantwoordelijk was voor een sfeer van schrikbewind binnen de organisatie, deze copywrite-aanpassing uit handen gaf. Ik weet nog dat achter zijn bureau aan de muur van zijn veel te grote kantoor (met private bathroom), levensgroot de onderscheiding hing welke hij 20 jaar eerder (?!?) had mogen ontvangen voor een stukje reclame dat hij had gemaakt. Enkel en alleen om indruk te maken op wie er ook maar de moed had om tegenover hem voor zijn bureau te verschijnen. En deze man gaf mij dus de vrijheid zijn tekst te herschikken. Pfff. 

Maar genoeg over die man. Ik ging dus vervolgens copywritertje spelen en stond versteld over hoeveel variaties er niet mogelijk zijn op zo’n zin. Ik geloof dat ik zo’n 8 verschillende zinnen kon bedenken die allemaal min of meer hetzelfde zeiden. En nou is het voor de rest niet meer zo interessant, behalve dat je dus iets op zoveel verschillende manieren kunt zeggen, dat het niet raar is dat de uiteindelijk zin uit het eerder genoemde kinderspel zo af kan wijken van het origineel. Wat bij dit voorbeeld natuurlijk grappig is, is dat kinderen natuurlijk niet persé goed gearticuleerd kunnen fluisteren of luisteren. Het is een beetje als dat je een songtekst 16 keer heen en weer vertaald met Google translate. De hilariteit die dat oplevert. (Google translate songs with Jimmy Fallon)

Maar het lachen ontgaat je natuurlijk gelijk als je merkt slachtoffer te zijn van Fake News. Want dat is het natuurlijk. Je bent ge-Nepnieuwst. Iemand heeft je in de val gelokt. En de frustratie daarvan wordt natuurlijk alleen maar groter wanneer die ‘iemand’ niet gelijk aan te wijzen is. Of (vermoedelijk) meerdere iemanden blijken te zijn. Of nog erger: het is totaal ondoorzichtelijk wie of wat erachter zit. 

Wat misschien enkel bijdraagt aan de ‘geloofwaardigheid’ van Fake News. Of misschien ook niet. Juist niet. Want wie gelooft wat nog wel. De Wie-Wat-Wel-vraag. 

Maar machteloosheid is een van de zwaarste emoties die er zijn. Oké, oké: een gebroken hart kan ook heel zwaar zijn. En rouw natuurlijk ook. Maar machteloosheid natuurlijk ook. Kijk, in ruzie kun je jezelf altijd nog verlagen tot het primitieve, primate niveau van fysiek geweld. Maar wanneer je geen zichtbare tegenstander hebt, kan de schijnbare opluchting van fysiek geweld geen uitweg bieden. Want niets zo frustrerend wanneer je een klap in gedachte hebt en alles dat je raakt is lucht. 

Maar hoe wapenen wij ons dan tegen dit oprukkende virus genaamd Nepnieuws? Ik ben geneigd te concluderen met een vernietigend ‘Niet’, maar ik denk wel dat er een alternatief is. 

Het is wel weer een voorbeeld van de in mijn ogen almaar groeiende lijst aan oneigenlijke professionele competenties die je als particulier maar aan boord moet hebben. ‘Ja, jij doet belastingaangifte (want aangifteplichtig), dus dan moet je ook maar begrijpen hoe het ‘leuker kunnen we het niet maken, ‘makkelijker’ wel’-zijnde belastingstelsel in elkaar zit.’ ‘Oh, je gaat een onmogelijk complex financieel product afnemen als een hypotheek, een lening, lijfrenterekening of een belegging? Nou, dan is het toch niet meer dan logisch dat je snapt wat je afneemt? Woekerpolis of niet?’ ‘Ah, je koopt het eigenaarschap van een auto? Tja, dan is het toch vanzelfsprekend dat jij vanaf nu verantwoordelijk bent voor de techniek aan boord en de technische staat van de bolide?’ And the list goes on and on. 

Maar de volgende competentie dus op deze lijst is onderzoeksjournalistiek. Want dat is wat je geacht wordt te bezitten om je te wapenen tegen Fake Mews. Iedereen zit op Google en kan dus alles weten. Dus. 

Maar zo simpel is het dus niet. Het is eerder: ‘Iedereen zit op Facebook en dus kan iedereen alles van je weten’. 

Eerder deze week attendeerde ik mensen op mijn werk de aankomende privacywet en de gevolgen daarvan voor een bedrijf. Ik zag toevallig laatst een interne campagne voor een bedrijf over deze wet, waarmee ze managers en werknemers bewust willen maken van risico’s, verantwoordelijkheden en gevolgen van deze wet. En dat gaat best ver. Cv’s, visitekaartjes, mailadressen, telefoonnummers, ja zelfs foto’s van uitjes en bedrijfsfeestjes, waarop collega’s en anderen herkenbaar te zien zijn, moet je na een bepaalde tijd wissen, vernietigen en of weggooien. Mits de acute professionele relevantie niet direct aantoonbaar is. 

Pfff. En vervolgens is er een nieuw gezicht bij een van de klanten. Ik vind het dan altijd fijn daar een gezicht bij te hebben en Google de persoon. Terwijl ik een persoonlijke Facebook-pagina bekijk realiseer ik me het schijnbaar hypocriete van die privacywet. Oké, de persoon in kwestie heeft natuurlijk zelf zijn of haar hele hebben en houwen op social media geplaatst, maar ik weet daardoor wel veel meer over deze persoon dan wanneer ik een 06-nummer of e-mailadres van diegene bewaar. 

Maar het blijft een waarheid als een koe dat het leven nog lang niet uitgekristalliseerd is. Helemaal niet door of voor de digitale wereld die ernaast door evolueert. Overigens is Fake News in mijn beleving niets nieuws. Het is zelfs van alle tijden volgens mij. In andere tijden heette het propaganda. Manipulatie. 

En het zal ook niet verdwijnen. Als je iets kunt ‘verdienen’ of bereiken door de waarheid slightly te tweaken, zal dat echt geen tweede overweging vereisen. In die zin is elke CV eerder een belediging van de waarheid dan reden van schending van privacy wanneer te lang bewaard. Net zoals elke foto gepubliceerd gephotoshopt is. En ik kan het weten. 

Voor elke waarheid is er wel een koe die haar achterhaald. Maar laten we gezamenlijk onze kop in het gras steken en herkauwen. Ik zei ooit: Waarheid bestaat niet, er is enkel overtuiging. 

Niet overtuigd? Boehoeh!

zondag 18 maart 2018

Stilletjes

Sssst

Luister. 

Niets. 

Helemaal niets. 

Er gebeurt helemaal niets. 

Maar helemaal niets betekent natuurlijk niet dood, gestopt of uitgestorven. Tenminste in dit geval niet. 

Ik weet, het was een tijdje stil ten tonele des Zondagsfilosoof. Maar zoals ik net aangaf betekent dat geen wisse dood. Geen voortijdig einde. Geen eindstation. Geen ter grave droging. Nee. Bauerhoff blijft eeuwig bestaan. 

Nou ja, vooralsnog. Zolang de voorraad strekt. Zolang het hart klopt. Én zolang het hart klapt. Want een beetje applaus kan iedereen wel gebruiken van tijd tot tijd. Al is het maar overdrachtelijk en zelfbedacht. Beetje trots op jezelf mag je wel zijn af en toe. Toch?

Maar waarom zo stil? De laatste Zondagsfilosoof was eind januari. Nog vóór de strenge winter. De Russische Beer. De Siberische Pinguïn. Voordat de gouden plakken binnen werden geharkt. Zowel Oly als Para. Voordat Trump en Un opeens toch Besties bleken. (Of zouden ze dat stiekem altijd al geweest zijn? Zouden ze het toneel van de wereldorde als true Shakespearians slechts hebben gespeeld tot hun rol moest veranderen? Tot hun ware aap uit de mouw moest komen? Wie zal het weten? Misschien moet iemand eens in het vastgoed-verleden van Trump gaan spitten om te kijken of daar wellicht Noord-Koreaanse connecties zitten. Wie weet.) Voordat professor ‘The theory of everything’ naar het eeuwige zwarte gat vertrok. Om God in de hemel uit te leggen waarom hij niet bestaat. 

Voordat ik wist wat ik nu allemaal weet. Dat je een dichtslaande voordeur van een bestelbus annex camper niet tegenhoudt met je duim. Dat Kilan eigenlijk Italiaans is. Wat nou het specifiek attractieve is aan Luizenmoeder. En dat het vervangen van een deur best wel te doen is.

Het eerste kievietsei dit jaar is gevonden. Dat weet ik. Ik weet dat de tijd nu is. En dat is eigenlijk altijd zo. Want het Grote Gisteren is slechts een schaduw van wat er was en welke nog na ruist in je hoofd. Al naar gelang de kwaliteit van je geheugen natuurlijk. En morgen is slechts een educated guess. Waarbij je meer ‘educated’ bent naarmate je meer gisterens hebt meegemaakt. 

Maar waarom dan zoveel tijd nodig voor een nieuwe Zondagsfilosoof? Het is niet dat er levens van afhangen waar het de inhoud betreft. Of dat het wel zó inhoudelijk wetenschappelijk moet kloppen, dat er koppen gaan rollen als er toevallig een ‘foute’ conclusie wordt getrokken. Of iemand onheus geciteerd. 

Het zijn ‘maar’ niemendalletjes. Persoonlijke overpeinzingen. Dat zou u waarschijnlijk denken. En ten dele is dat ook zo. Maar ik neem het vak van ‘Zondagsfilosoof’ erg serieus kan ik u zeggen. Niet omdat ik denk dat het zo belangrijk is. Maar omdat ik vind dat wanneer je iets doet, het dan ook goed gedaan moet worden. Je kunt toch niet tevreden zijn over iets wat je gedaan hebt, waarvan je weet dat je het beter had kunnen doen? Je best doen is altijd bevredigender dan ergens met de pet naar gooien. Behalve wanneer dát je missie is (denk: Bruna Mars met Today I’m not doing anything). Maar ik kan me niet voorstellen dat ergens slecht in zijn, een doel op zich kan zijn. Goed zijn in iets slechts begrijp ik wel weer, maar dat ligt toch net iets anders. 

Bijvoorbeeld foute muziek moet je wel goed spelen. Anders krijg je te maken met het vlek-op-vlek-monster-syndroom. Als iets slechts ook nog eens slecht gedaan wordt, snijdt het van geen kanten. Of juist aan twee kanten. Of eigenlijk alle kanten: Aan gort. Zo’n filmpje als laatst over internet waarde. Van twee ‘juvenile delinquents’ die met stenen een winkelruit kapot willen gooien maar het ruit blijkt sterker dan verwacht. Dus de een gooit een steen tegen het ruit. Deze stuitert er vanaf en raakt de andere crimineel welke bewusteloos ter aarde stort. Zoiets. 

Maar eigenlijk elke blooper die je kunt bedenken. En nou hebben deze vaak meer te maken met pech dan iets slecht doen. Feit blijft dat niemand voor zijn lol bloopers maakt. 

Hoewel. Er is iemand die een sport maakt van blooperfilmpjes. Paige Ginn. De overtuigende overgave waarmee zij zogenaamd echt valt is bewonderenswaardig. Nee, dat zeg ik verkeerd. De overtuiging waarmee ze geloofwaardig echt-nep valt. Afijn, hoe ze het doet, doet ze het maar ze doet het in ieder geval heul goed. 

Doet me denken aan mijn eigen stoere-stenen-stunten-Beijer-acties uit het verleden. Helaas bestond er toen nog geen YouTube. Of misschien wel godzijdank. 

Ik weet niet of ik de druk om te presteren aan zou hebben gekund. Want dat is iets dat je nu wel ziet. You’re only as good as your last job. En wanneer je dus een bepaalde lat legt moet je daar de volgende keer wel overheen. Op zijn minst op gelijk niveau. Maar liever hoger. 

En dat brengt me weer terug bij de Zondagsfilosoof (Zó. Die lat leg ik hoog.) ik hanteer ruwweg voor mijzelf een bepaald te behalen niveau van schrijven. En dat is op zich niet persé kwalitatief maar eerder in format. En de kwaliteit schrijft meestal zichzelf. Meestal merk ik gaandeweg dat ik de kwaliteit niet haal als het format niet behaald wordt. Maar ook andersom. Als ik het format geen recht doe, is meestal de kwaliteit er ook niet. Én het format moet een doel hebben, een richting. Ik ben wel eens zomaar gaan schrijven maar dan loopt het toch ook stuk op één van de drie voorwaarden. Minstens. 

Maar waarom dan zo’n pauze? Writersblock? Ik denk het wel. Of misschien zelfs een lichte burn-out. Ik weet niet of alleen je alter ego overspannen kan zijn terwijl jijzelf prima functioneert. Maar ergens in die regionen moet de verklaring gezocht worden. Friedrich Bauerhoff was even met sabbatical. Jammer is wel dat wanneer je alter ego er even tussenuit gaat, je geen lollige kiekjes te zien krijgt van waar hij dan is geweest. De hangende tuinen van Babylon. De vroegere Chinese muren. Het apocalyptische uitsterven van de dino’s. 

Ik hoor u denken: ‘Maar heeft Bauerhoff dan een tijdmachine?’ Nou, dat is het mooie van een alter-ego, lijkt me: Die kan niet alleen lineair reizen, maar wellicht dwars door de tijd. Of zelfs realiteiten wellicht. De realiteit waarin Donald Trump een mindfulness guru is. Of een dr Phil. Of een wereldberoemde artiest met een drag-act waarin hij Devine playbackt. Of een realiteit waarin je zware straf krijgt als je een dag niet lacht. Dat je dan naakt vastgebonden wordt in een grote bak, ingesmeerd met kattenkruid en de bak gevuld met angora-wollen kittens.

Ik heb een keer een kat helemaal uit zijn plaat zien gaan met een speeltje wat doordrenkt was met kattenkruid. Het was gewoon zielig. Het arme beest was helemaal de weg kwijt. Kwijlend. Maar afijn. 

Dat is wat je hoopt dat een alter-ego zou kunnen. Maar niets is minder waar. Of althans, ik heb er geen bewijs van gezien bij mijn alter ego. Al wil ik die drag-act van Trump niet geheel naar het land der fabelen verbannen. Ik bedoel Trump heeft meer dan eens vriend en vijand doen verrassen met een uitspraak, een tweet, een reactie dus waarom niet dit? Hij heeft er bijkans voor gezorgd dat we massaal in een alternate reality zijn gaan geloven. (‘Dit kan toch niet waar zijn?’)

Maar hoe sla ik nu weer een brug naar dingen goed willen doen, een alternate burn-out en het lange wachten op een nieuwe Zondagsfilosoof? Nou, zo dus. Of nee, ik kan nog wel iets van een brug slaan. Ik schat Trump wel in als iemand die iets goed wil doen. Niet persé iets goeds maar wel goed. Ik denk dat hij een fenomenale Divine-imitatie zou doen bijvoorbeeld. Maar dat terzijde. Probleem is dat hij zijn ego zo vaak heeft gezalfd in successen, dat het ego groter is geworden dan wat ook. En dat hij dus nu vooral zichzelf heel goed vindt, terwijl hij dat allang niet meer is. ‘Grab em by the pony’ gaat vooral over het ego, niet de prestatie. Ik denk dat hij hiermee vooral zogenaamd zijn enorm grote lul voor zich op tafel liet vallen, met het geluid zo massaal en massief als ware het een kadaver van een zeekoe, puur om indruk te maken op zijn gesprekspartner. En nou bedoel ik dit natuurlijk puur overdrachtelijk. Want ik weet niet waar ‘men’ hun informatie haalt maar ‘men’ schijnt nogal teleurgesteld te zijn in de omvang van Trumps ‘alter-ego’. Er werd tenminste wild over gespeculeerd kort na zijn inauguratie. Scheen iets met de grootte van zijn handen te maken te hebben. Ik weet het niet. Overigens was zijn gesprekspartner absoluut niet impressed. Hij heeft de dialoog gewoon opgenomen om Trump er jaren later mee in the ass te biten. Hoppa!

Maar een zekere prestatiedrang heb ik wel. Ik bedoel geldingsdrang en blinde ambitie zijn niet mijn standaard, maar iets goed willen doen wel. 

Daarom duurde het een beetje lang. Ik had het gevoel niets te kunnen maken wat goed genoeg was. Maar als een Fenix krabbelt Bauerhoff weer op. En bestijgt zijn Pegasus en met manen die wapperen voor de volle, in zee ondergaande supermaan, kruisen zij het firmament door, op zoek naar een nieuw verhaal. 

Overigens kan ik wel melden dat de Zondagsfilosoof binnenkort met iets nieuws komt. Nieuw jasje, nieuwe content. Maar ik verklap nog niks. Maar wees gewaarschuwd. 

zondag 21 januari 2018

Gekunstelde intelligentie

Het was maar een klein berichtje in de krant. Maar wel significant vond ik. ‘Kunstmatige intelligentie verslaat mens in begrijpend lezen test’. 


Je kunt er veel van vinden maar wat zegt dit? In mijn perceptie leest ‘de mens’ sowieso minder. Ik heb daar geen wetenschappelijke onderbouwing voor (al was er wel afgelopen week een item over in het nieuws met betrekking tot kinderen), maar enkel door praktijk gedreven boereninzicht. 


Toen ik net begon in de reclamewereld was een long-copy-advertentie een soort hoger doel waar veel reclamemensen voor werkten. Vóór ik in de reclame ging werken was het zelfs zo dat advertenties en reclame gemaakt werden door copywriters en de grafisch vormgever werd slechts ingevlogen om de uiteindelijke advertentie mooi te maken. Art Directors bestonden nog niet. Althans niet met de status die ze nu genieten. 

Maar over de jaren zie je dat copy meer en meer plaats heeft gemaakt voor vorm en beeld. Sterker nog, tegenwoordig ís tekst vaak beeld. En die verschuiving zie ik als realiteit, zonder waardeoordeel. 

Maar zoals elke spier soepeler wordt door training, is ook het brein beter behept iets te begrijpen wanneer je het traint. En in de vergrijzende wereld is het blijven uitdagen van je hersenen een vitale vorm om jezelf zoveel mogelijk te behoeden voor voortijdig alzheimer en andere vormen van dementie. Overleven zo het zij. Maar wellicht is dit net zo’n advies als dat regelmatig masturberen de kans op problemen met de prostaat verminderd. Maar baadt het niet dan schaadt het niet, toch? En overleven moet je. 

Maar het raakt wel een filosofisch vraagstuk mijns inziens, dat AI tekst beter begrijpt dan wij. Al lees ik net dat AI in dit geval aan patroonherkenning doet. Het laadt de tekst en herkent vervolgens waar een antwoord staat op gestelde vragen. Niet zozeer beter begrijpen maar simpelweg sneller herkennen. Maar leest het ook tussen de regels? En is dat belangrijk?

Misschien moet ik hier niet gaan twijfelen aan antwoorden die ikzelf niet kan bedenken. Het is notabene de begrijpend lezen test van Stanford University, speciaal ontwikkeld voor het testen van AI. Daar mag je wel van verwachten dat-ie de juiste lat legt en toetst. 

Maar interessanter hieraan is een terugkerend patroon dat wij mensen menen te moeten belopen. Want het begon natuurlijk met de eerste robots die auto’s konden bouwen. Toen de eerste robot die een salto kon maken. Robots die ‘autonoom’ in de ruimte opereren. Robots die meer en meer op mensen lijken. En intelligentie wordt ook steeds slimmer. 

Wij uiteraard ook want vooruitgang van de kunstmatige ikken wordt wel door ons gerealiseerd. Althans wij faciliteren die kunstmatige groeispurt natuurlijk wel. Vraag wie nu nog de touwtjes in handen heeft is natuurlijk moeilijk te beantwoorden. En doomscenario’s ten spijt is de ingeslagen weg wel een onzekere. Want alles wijst ernaar dat de toekomst slimmer is dan wij. Wij zullen de regie uit handen geven aan slimmere ‘mensen’. In Saoedi Arabië heeft de eerste robot het staatsburgerschap gekregen.

Absolute autonomie zullen we AI uiteindelijk ook geven. En mensen die slimmer zijn zullen de regie nemen. Zo heeft intelligentie ons altijd vooruit geholpen. Dat begon al met het idee van gereedschappen maken. Een stenen bijtel. Een benen mes of pijlpunt. Intelligentie heeft ons altijd vooruit geholpen. En dat zal in de toekomst ook blijven gebeuren. Wie ‘Wij’ dan zijn is de grote vraag. Maar ik wil niet somberen en kijk de toekomst positief tegemoet. 

Je kunt niet ontkennen dat emotie in grote, belangrijke beslissingen niet altijd even handig is (‘I’ve got an even bigger button on my desk’). En de toekomst, als we die willen hebben, verdient verstandiger beslissingen die wellicht emotioneel minder populair zullen zijn. 

En als je ervan uitgaat dat wij allemaal slechts passanten zijn in dit bestaan en AI zou wellicht de eerste creatie zijn op deze aarde die iets als een eeuwig leven zou kunnen realiseren. 

Ik hoop alleen niet dat ze het ons kwalijk nemen dat we zoveel tijd, natuur en klimaat verdaan hebben met onze obsessie voor de verbrandingsmotor. Want als AI zich over een paar honderd jaar tot de machthebbende zal hebben opgewerkt en terugkijkt op de recente geschiedenis, denk ik dat de afgelopen 150 jaar met kolen en olie verbranden voor van alles en nog wat –niet in de laatste plaats onze obsessie met benzine, diesel en kerosine verbranden in onze vervoermiddelen– zal worden gezien als a waste of time on their behalf. 

Je zou kunnen stellen dat we nog even lol hebben gehad voor de al dan niet vijandige overname, maar we hebben wel een puinzooi voor ze achtergelaten. Al krijgen ze er natuurlijk ook wel weer het eeuwig leven voor terug. 


En wat gaan wij in de tussentijd doen? Als we ons kunnen gedragen en ons niet gaan verzetten zouden we ons eindelijk aan een bestaan van brood en spelen over kunnen geven. Ik denk tenminste niet dat er één AI zal zijn die ons nog enige verantwoordelijkheid zal geven. Misschien hebben we dan eindelijk meer tijd voor linkse hobby’s ofzo. Kan de musical Vreemdland eindelijk opgevoerd gaan worden. En dan wellicht wel over Aliens. Of AI.