zondag 29 maart 2020

Ouwe krant

Ik heb recent de krantenwijk van mijn dochter gelopen. Nou ja, je start op de fiets maar uiteindelijk loop je wel veel van de route.

Ik vond het best grappig om te doen want het is eigenlijk bijna mijn oude krantenwijk van toen ik 15 was. Bijna, maar niet helemaal.

Het was wel de buurt. De straten. Althans, enkele van de straten. Voorzover die er nog zijn, die straten. En ook waren er eigenlijk maar 3 straten echt overeenkomstig. Waarvan er 2 niet meer bestaan in de vorm waarin ik ze liep. Dus eigenlijk heb ik één stuk straat gelopen welke ook in mijn oude krantenwijk zat.

Nou ja, ook in mijn krantenwijk? Ik liep Het Parool. Zes keer in de week. De krantenwijk van mijn dochter gaat over een gratis weekblad en reclamefolders. Een keer in de week. En wat ik daarvan gelopen heb waren alleen de reclamefolders dus om nou te zeggen dat het hetzelfde was . . . Nee. 

Eigenlijk was er behalve de ‘ik’ van vroeger en de ‘ik’ van nu niet zo heel veel overeenkomstig. Want hoewel mijn oude buurt natuurlijk is waar ik opgegroeid ben, is het inmiddels wel een heel andere buurt geworden. Sowieso ben ik er geen onderdeel meer van, maar dat bedoel ik minder megalomaan dan het wellicht klinkt. Maar ook de buurt zelf is niet erg veel meer zoals ik die ken van vroeger. En dat klinkt wellicht ook vicieuzer dan ik het bedoel. Afijn.

Maar als ik eerlijk ben is de ‘ik’ van vroeger ook niet dezelfde als de ‘ik’ van nu uiteraard, dus waar hebben we het allemaal over. Al hoorde ik laatst iemand zeggen: ‘Natuurlijk ben ik ouder dan vroeger alleen heb ik dat zelf in mijn lichaam nog niet altijd door. En dan loop je daar wel eens tegenaan.’ En dat begrijp ik wel. Soms loop ik ook wel eens tegen een muur van ouderdom aan. Ik zeg dan altijd: ‘Kom op, oudjes. Ga eens aan de kant . . . ’ 

Wel zag ik de familienaam van een vriendje van vroeger terug op de voordeur boven ‘zijn’ brievenbus. Daar was hij met zijn ouders en zus naartoe verhuisd in de jaren 70 en daar heb ik nog wel zaterdagen bij hem gespeeld. Hij woonde vroeger bij ons in het trappenhuis. Zijn vader is al jaren geleden overleden weet ik. Maar zijn moeder zou er nog kunnen wonen. Ik schat dat ze ergens eind 70, begin 80 zal zijn dus het zou nog kunnen. Over oudjes gesproken. 

Maar je neemt je verantwoordelijkheid als krantenbezorger en gaat braaf de brievenbussen langs. En dan onwillekeurig maak je je een voorstelling van de mensen die achter die brievenbussen wonen. Iets dat op een bepaalde manier best impertinent is. Geschoold op een amateur-soort van demografisch inzicht dat onder bepaalde omstandigheden best racistisch te noemen zou kunnen zijn. Profiling op basis van een brievenbus, een naam, een beperkt inzicht in de voorkeur in brievenbusvulling en de manier hoe de tuin, gevel, voordeur en wat je door de eventuele ramen aan interieur kunt zien. Al zijn er vast profielschetsen op minder gebaseerd.

Maar als ik daar conclusies of zelfs een basis van handelen uit zou laten volgen, zou impertinent de lading nog niet eens dekken. Nee, als ik dat zou doen zou ik niets geleerd hebben van geschiedenis. From all historical discriminating monstrosities known to mankind. 

Nee, ik doe zorgzaam het stapeltje ingesealde reclamefolders in de sleuven die mij gebieden dit te doen. Zonder ‘Nee-Nee’- of ‘Nee-Ja’-stickers, zonder stickers of mét de ‘Ja-Ja’-sticker en het nieuwe ronde, groen-witte ‘Ja’-stickertje. 

Die laatste twee zijn overigens wel het wenselijkst voor de bezorger. ‘Ja’ is altijd duidelijker dan ‘Nee’. Ik weet dat in het #metoo-tijdperk het natuurlijk erg riskant is om aan ‘No means No’ te twijfelen, maar ik wil alleen zeggen dat ‘Ja’ altijd overtuigender is dan ‘Nee’. De psychologie van de mens is natuurlijk vele malen complexer dan een simpel ‘Yes or No’ maar over het algemeen is ‘Ja’ wel makkelijker te duiden dan ‘Nee’. 

Behalve natuurlijk als het een ‘Ja, maar . . . ’, ‘Ja, behalve . . . ’, ‘Ja, als . . .’ of ‘Ja, mits . . . ’ betreft. En uiteraard zijn er heel veel ‘Neeën’ die vanzelfsprekend heel absoluut zijn. 

En die bussen die ook maar de minste ‘Nee’ suggereren, fiets en loop ik stug voorbij. Zo het een brave bezorger betaamt. Want braaf is wel hét woord dat een bezorger past. Alles wat een bezorger doet wanneer hij zijn naam eer aandoet is braaf doen wat hij moet doen. Elke vorm van ongehoorzaamheid of eigenwijsheid is ongepast voor een bezorger en leidt tot ondermijning van de functie.

Host, deliverer, drager. bezorger, bearer. Allemaal passieve brengers van iets. Ongeacht persoonlijke mening, houding of overtuiging. Dat maakt ook wellicht de Postbode van weleer zo’n aimabel karakter aan de deur. Beter dan de verkoper, de deurwaarder of Jehova’s getuige. Of familie. Die moeten allemaal wat van je. De postbode niet. Evenals de bezorger. Die brengt alleen. 

Oké, soms wil een postbode of een bezorger een handtekening maar dat is het dan ook.

Maar dus voor een krantenbezorger zijn zijn kranten alles. Of eigenlijk de brievenbussen waar deze in moeten. 

De bezorger en zijn brievenbus. 

Het zou de titel voor een boek kunnen zijn. Wel een heel saai boek natuurlijk. Want een ding dat me duidelijk werd tijdens het lopen van mijn dochters krantenwijk en wat weer bij me naar bovenkwam van vroeger tijdens mijn krantenwijk, is dat er niet zo bar veel gebeurt tijdens het lopen van een krantenwijk behalve het klepperen van de brievenbuskleppen. 

Dat maakt een krantenwijk ook enerzijds zo’n stom, saai baantje maar anderzijds is het natuurlijk ideaal voor het hebben van inkomsten zonder al te veel vervelende conflicten en bijkomstigheden. En dan is mijn dochter nog beter af dan ik vroeger. Ik moest dagelijks bij een kantoortje mijn kranten ophalen, samen met 10, 20 andere pubers, wat nog wel eens tot trammelant leidde. Buren die hadden geklaagd over rumoer in het steegje achter hun huis waardoor wij vervolgens door Bert Stolk gemaand werden zachter te doen in het steegje wat de toevoersroute was naar de schuur waar we onze stapels kranten ophaalden. Bert Stolk was eigenlijk eigenaar van een schoenenwinkel welke aan de voorzijde van het pand aan het Purmerplein zat. Waarom hij deze nevenactiviteit vanuit zijn schuur aan de achterkant erbij had is mij onduidelijk. Het romantische idee dringt zich aan mij op dat hij wellicht vroeger ook zelf een krantenwijk had gelopen en daarom krantenwijkers een warm hart toedroeg. 

Maar na het lezen van een artikel in de krant 


hebben wij besloten dat onze dochter moet stoppen met haar krantenwijk. Het is niet direct in haar wijk, de Den Helderstraat en uiteraard zal onze dochter niet om 3 uur ’s nachts haar ronde lopen, maar het voelt niet goed haar in deze ‘jungle’ los te laten. We hadden al eerder twijfel over de buurt maar dit voelde als een druppel. En niet op een kokende plaat. 

Ik heb me steeds een beetje onbewust verzet tegen het idee dat mijn oude buurtje, waar ik mijn jeugd heb doorgebracht, waar mijn zijn is geworden tot wat het is, dat het een ongure wijk zou zijn. Maar dit stukje in de krant kwam met een klap binnen. Vroeger gebeurden dit soort dingen niet in de buurt. Hooguit de knallen van het zelfgemaakte vuurwerk (met rijstepap????) met oud en nieuw van een buurjongen een portiek verderop. Of mijn dubbele klapbanden toen ik als klein kind een keer met mijn step midden op de straat stepte. En ik hoor u denken: ‘Dubbele klapbanden?’. Inderdaad in één keer beide banden geklapt. Het klonk zelfs als één klap. En was daarom zo hard dat het niet bij mij vandaan leek te komen. Dus ik stopte en keek om me heen om te zien waar die klap vandaan kwam, zonder gelijk door te hebben dat mijn beide banden leeg waren. Raar. Ik snapte ook niet direct waar kinderen op de stoep om stonden te lachen.

Maar de krant heeft het niet gehaald natuurlijk. Hoe bijzonder deze gebeurtenis ook was. 

Wat dit schietincident in de Den Helderstraat dus wel heeft. En het luidt het startschot in van de beëindiging van mijn dochters carrière als krantenwijker. Ik heb uiteindelijk nog één keer met haar samen de wijk gelopen. Opdat ze het niet alleen hoefde te doen. Daarmee sloten we een (kortstondig) tijdperk af. Vanzelfsprekend dat ook dit de krant niet haalt. En dat is maar goed ook. Stille aftocht zonder vuurwerk. Geen inslagen of lege hulzen. Geen knallen. En ook geen stapels kranten meer voor de voordeur of opgestapeld in de box. Klaar.

Al rest mij nog wel in het huidige daglicht van de Corona-crisis hieraan iets toe te voegen. Er werd me namelijk iets duidelijk tijdens deze gekke weken waarin alles anders en onzeker lijkt en de hele wereld op zijn kop staat. En ik denk ook serieus dat we nog niet door hebben hoe ingrijpend de wereld veranderd zal zijn door het virus. En ik bedoel dit niet zozeer direct door het virus. Hoewel de ingrijpende directe gevolgen natuurlijk niet misselijk zijn. Misselijkmakend wel. 

Maar ik bedoel dat ik vermoed dat de gevolgen die Corona nog meer met zich meebrengt op onze samenleving, onze manier van denken, zijn en de verhouding tot elkaar en onze omgeving, nog maar half te overzien of voorspellen zal zijn. Elke crisis laat natuurlijk weer zien hoe oerslecht mensen kunnen zijn ondanks anderen en zichzelf. Maar ook hoe creatief, hoe aardig, zorgzaam, gedreven, saamhorig, afhankelijk van elkaar. 

En nog zo’n inzicht is toch wel dat meer dan de helft van ons een bullshit baan heeft. Terwijl wij steunend thuis zitten een midden vindend tussen je werk vanuit huis doen, de kinderen ondersteunen met hun schoolwerk en onderwijl niet gillend gek worden, wordt je je gênant bewust van al die mensen die écht relevant werk doen. Werk waar wél iemand op zit te wachten. Werk dat in deze op zijn zwakst gezegd uitdagende tijd wél bijdraagt en onmisbaar is. 

En hoewel er natuurlijk in de lijst van relevant werk, vitale beroepen zoals dat tegenwoordig heet, best wel een rangorde te bepalen is waarbinnen het ene beroep toch veel relevanter is dan de andere, ben ik tot de conclusie gekomen dat het vak krantenbezorger wél een relevant, vitaal beroep is. En dat maakt mijn carrière toch weer dubieuzer. 

Misschien had ik nooit moeten stoppen met mijn krantenwijk. Was ik misschien nu wat vitaler geweest. Minder ouwe krant.