zondag 14 januari 2018

Tradities voornemen

Oké. Heb ik op de dag vóór kerst nog zo’n schijn-paradoxisch (hoe schijnbaar-schijnbaar tegenstrijdig wil je het hebben) pleidooi gehouden over waarom ik de Zondagsfilosoof toch écht op een échte zondag moet publiceren. En dan, een week later is het meteen raak en overweeg ik de kogel door de kerk, straight through the heart van dat voornemen te sturen en te breken met die traditie. 

Helaas echter hebben allerhande obstakels, vertragingen, afleiding en omleidingen ervoor gezorgd dat ik de ontraditionele deadline miste, maar mijn intentie om de échte zondagtraditie te doorbreken en niet zondag 31 december maar fake-sunday 1 januari te benutten als publicatiedatum, was een reëel voornemen. Maar ja, 1 januari is dan ook wel dé ultieme semi-zondag in het jaar. Ook al valt hij zelden echt op zondag. Het is dé dag om te breken met tradities, punt! En nieuwe te omarmen natuurlijk. 

Nou mag het voor sommigen van u als een verrassing komen maar ik heb niet zo heel veel op met traditie. Ik ben daar of te nuchter of te arrogant voor. Arrogant omdat ik waarschijnlijk vind dat ik zo origineel en puur ben dat tradities me enkel belemmeren om te zijn wie ik ben en/of wil zijn. (Yeah, right!) En te nuchter omdat ik altijd wel een koud feitje op kan rakelen waarmee een traditie voorgoed naar de eeuwige traditievelden gestuurd kan worden. 

Of misschien ben ik net als ieder ander schaamteloos opportunistisch en narcistisch en draaikont ik me elke kant op die me uitkomt, wanneer het om tradities gaat. Want laten we wel zijn, tradities zorgen wél voor gezelligheid. Maar tradities resulteren uiteindelijk ook in een sleur die wij mensen altijd genoodzaakt zijn te doorbreken. Niets aan sleur is namelijk leuk. Oké, als je er een hut achter hangt is dat grappig misschien, maar is het ook leuk? Nee, sleur is niet leuk. 

En daarom zijn goede voornemens ook zo slecht vol te houden. Want uiteindelijk resulteert elk goed voornemen in iets dat een sleur is. En helemaal als zo’n voornemen vecht tegen een geestelijke of fysieke verslaving, is het bijna niet te doen het langer vol te houden dan tot het moment dat de sleur zijn intrede doet. 

Maar na zo’n uitvoerige filering van het concept traditie vorige keer, ben ik dus nu geneigd de traditie van traditie te ondermijnen. De poten er onderuit te zagen. Want er blijft een punt uit mijn vorige Zondagsfilosoof toch nazeuren: dat domweg vasthouden aan traditie om traditie, vernieuwing in de weg staat. En misschien is vernieuwing niet de juiste bewoording. Misschien is verandering beter. Want dát is wat meestal gebeurt. Dingen veranderen altijd, maar niet persé in iets nieuws. Doorgaans is iets alleen maar anders. 

Zoals hout constant verandert door verwering. Maar het wordt er niet nieuwer van. Mensen veranderen ook constant. Al is het alleen maar door veroudering. Maar worden we daar beter van? Ook niet persé. In ieder geval wel ouder. 

Ik hoorde ooit een interview met Annie Lennox waarin ze ambitieus vertelde dat haar streven was om een steeds betere zangeres te worden. Nog jaren na dat interview ben ik van mening dat ze daar een vrij verkorte, en daardoor wellicht foutieve analyse maakte van haar ambitie. Ik denk namelijk dat zij niet persé een beter zangeres heeft kunnen worden, betere stembanden kan kweken, hoger bereik of lager, maar eerder beter haar talent heeft kunnen toepassen. En dat zou je een betere zangeres kunnen noemen maar je zou het ook volleerder kunnen noemen. 

En nu vraagt u zich waarschijnlijk af waarom ik dit voorbeeld aanhaal. Of misschien vraagt u zich wel af wie Annie Lennox is. En daar kan ik alleen op antwoorden: ‘Sweet dreams are made of these. Who am i to disagree.’

En daarmee luid ik de eigenlijke boodschap in. Zonder dromen geen ambitie. En traditie kan dromen in de weg staan. Maar dromen leiden weer tot voornemens. En die traditie stuit dus niet op groei-weerstand. En groei in zichzelf moet geen doel zijn. Want dan zou obesitas ook een goed doel zijn. En dat is niet zo. Het doel moet zijn dat je aankomt om bijvoorbeeld een rol te spelen als nightclub-eigenaar die ooit boxer was. Waarbij ik de eigenlijke chronologie van filmen van Raging Bull altijd een opmerkelijk feit heb gevonden. 


Dat Robert DeNiro zich eerst rond heeft gegeten om de tweede helft van de film op te nemen om zich vervolgens weer af te trainen zodat hij de eerste helft van de film kon acteren. 

Maar is hij een beter acteur geworden? Is hij gegroeid, behalve in volume? Zijn aanzien wel door die film. Maar ik vind, een toonbeeld van dat traditie tanende is, dat er nu nog maar weinig over is van zijn aanzien. Hij schijnt tegenwoordig eenzelfde aanzien als grootgrondbezitter Prins Bernhard jr te genieten. En dat blijkt tegenwoordig weer een aanzien dat echt niet meer kan. 

Maar is het een goed voornemen om te breken met tradities? Is het een goede traditie om te breken met het concept groei? Moeten we niet eerder allemaal beter worden dan groeien? Meer voornemen te groeien als persoon? Niet als beursgenoteerd bedrijf? 

En zo ‘veranderd’ het bestaan het nieuwe jaar in. Plus ça change, plus c'est la même chose. Ik heb het altijd zo opmerkelijk gevonden wanneer uitdrukkingen en gezegdes altijd hetzelfde blijven. De betekenis altijd gelijk, relevant. ‘Verander de wereld. Begin bij uzelf.’ ‘Change never gets old.’ ‘Oost west. Achter de bakkerskar moet je duwen.’

Ik heb geen idee meer waar die laatste vandaan komt. Of die uit de schoolvriendenkoker van mijn oudste broer komt of bij een vriend van mij vandaan, maar het is in mijn ogen een nog steeds geldende waarheid. Evenals die ervoor, al heb ik die net zelf bedacht. Ik weet niet of ik er ook de copyright van kan opeisen want hij klinkt wel zo waar, dat ik me eigenlijk niet kan voorstellen dat niemand hem eerder heeft bedacht. Maar dat heb ik ook met Satisfashion. En die benaming heeft nog steeds niemand als kledingmerk of pay-off voor kleding gebruikt. Dus daar claim ik bij dezen dan toch met terugwerkende kracht de copyright op. Niet dat ik er ooit iets mee heb kunnen verzinnen om te doen, maar het is wel van mij. En zo heb ik ook ooit bedacht dat het me niets zou verbazen dat de pay-off die de gemeente Amsterdam ooit in de jaren 90 hanteerde om, weet ik veel, het arbeidsbureau of zo, dat toen nog bestond, te promoten: ‘Mokum werkum!’ 


niet ergens zijn oorsprong of inspiratie heeft gevonden bij de manier van praten die mijn vrienden en ik toen praktiseerde. Wij hadden het woord Baffus bedacht. En gebruikte dat te pas en te onpas. Voor baffus gaan. Op je baffus gaan. Maar ook verbasteringen van het woord met ‘um’ op het einde en zijn toepassingen. En ‘Mokum werkum!’ past naadloos in die toepassing. 

Maar even terugkomend op een conclusie zou ik willen stellen dat de enige traditie die heilig is gebleken, is die van spreekwoorden en gezegdes. En misschien dat clichés ook een hoofdstukje daarin mogen hebben maar pin me daar niet op vast. Clichés namelijk beschrijven vaak toch eerder handelingen of uitdrukkingen die puur door herhaling hun waarheid als zodanig bekrachtigen, maar als die dan weer in de buurt van sleur kunnen komen, kan het zomaar zijn dat hun betekenis veranderd. En daar is niets mis mee. Maar dat maakt hun positie in ‘het handboek van standvastige tradities’ wel wat wankel. 


Maar laten we ons voornemen alleen maar tradities te omarmen en behouden die de tand des tijds kunnen doorstaan: Spreekwoorden en gezegdes. Die zullen je nooit bedonderen. So to speak. Als het ware. Reeds. Eind goed, al goed. Op de valreep. Zoals het klokje thuis tikt, hoort het in Keulen te donderen. Lembakka Alat-alat Pembajerang Loehar Nikkeri. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten